Aangeroerd
Onze Godsgezant kon de glans van Gods heiligheid met zijn zondige ogen niet zonder schrik aanzien, noch kon hij in het midden van zo’n boos geslacht Zijn oordelen verkondigen. Maar nu wordt zijn misdaad en dus ook zijn vrees in een ogenblik weggenomen, terwijl zijn lippen door de kracht van dat goddelijke vuur aangeraakt en gereinigd zijn.Zo handelt de Heere menigmaal met Zijn knechten als zij onder een grote last van vrees al worstelend en zuchtend gebukt gaan. Hij ondersteunt hen in het verborgene en verzekert hen door uiterlijke tekenen van Zijn genade en Geest. Toen Jeremia zo beducht was tot een zondig en hardnekkig volk te spreken, stak de Heere Zijn hand uit en roerde zijn mond aan. Toen Daniël dat vreselijk gezicht aan de Eufraat zag en als ademloos bezweek, zei de Heere tot hem: „Vrees niet, gij gewenste man, vrede zij u, wees sterk.”
Wat een troostrijke ontmoetingen zijn dat voor een verslagen ziel. O, zalige vrucht. O, zegenrijke uitkomst voor deze Godsgezant. Ze komt niet uit het hof van een aardse koning, maar uit de hof van de hemel, uit het koor van de engelen. O, zachte, o heugelijke roeringen van zondige lippen, die tot schrik en schaamte gesloten waren. Ze worden aangestoken met een kool die een duistere en onreine geest in een ogenblik verlicht en bovennatuurlijk werkzaam maakt.
W. Themmen, predikant te Northorn (Een weeklagende Godsgezant, 1730)