Kennis van eigen kerkregels vaak onvoldoende
Het schort veel kerkenraden aan kennis van de eigen kerkelijke regels. Als ze deze niet goed toepassen, kunnen er brokken ontstaan. Dat geluid viel maandag te beluisteren tijdens een congres in Apeldoorn.
Knellend of knullig, was de naam van het congres dat maandag plaatsvond aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). Theologen en juristen gingen met elkaar in gesprek over de toepassing van het recht in kerken. De sprekers werkten mee aan het nieuwe ”Handboek Gereformeerd Kerkrecht” (uitg. Groen).
Mr. dr. Pieter Pel legde de vinger bij een gebrek aan interesse en scholing in kerkelijke kringen. Hij constateert dat kerkelijke autonomie vaak is verworden tot „zelfbeschikking.” „We maken zelf uit wat we ergens van vinden. Wat het kerkrecht vindt, is secundair. Ik zie dit als groeiend probleem in de kerken. Het schort ook aan opleiding en educatie. Er is een categorie predikanten en ambtsdragers die geheel geen interesse heeft in kerkrecht.”
Pel komt ambtsdragers tegen die het nut van eigen kerkrecht niet inzien. „„Opteer maar gewoon voor overheidsrecht”, hoor je dan. Terwijl dit niet nodig en niet wenselijk is. Kerkrecht wordt dan ondergeschikt aan het recht van de staat.” Volgens de advocaat uit Hattem is een „behoorlijke herbezinning” nodig.
Ook mr. P. Raven wijst op het grote belang van deskundige toepassing van regels. „Classes en kerkenraden zijn qua professionaliteit eenzijdig bemand. Een goede adviseur kan ongelukken voorkomen.” Raven constateert onvoldoende kennis van de kerkelijke rechtsregels. „Correcte toepassing betekent: scholing, opleiding, toerusting. In conflictsituaties is er met de regels meestal niet veel mis, maar als die niet goed worden toegepast, ontstaan er brokken. Het tijdig inschakelen van een goede adviseur voorkomt problemen.”
Hoe voorkom je dat een tuchtkwestie verzandt in een zaak die voor de burgerlijke rechter beslecht moet worden? T. Boele-Noort MA legt uit waarom tuchtuitoefening niet meer vanzelfsprekend is. Mensen zijn autonomer geworden, ze bepalen zelf wat ze goed vinden. Ze vertrekken gemakkelijk naar een gemeente waar de regels soepeler worden gehanteerd. Dat ondermijnt volgens Boele-Noort de reikwijdte van de tucht.
Advocaat mr. drs. A. Dijkstra geeft aan dat het bij tuchtuitoefening niet alleen gaat om de regels, maar juist ook om de geestelijke houding. „Tucht probeert mensen van de verkeerde weg te ‘trekken’. Het geestelijke aspect mogen we niet uit het oog verliezen.”
Ds. W. Silfhout, jurist en emeritus predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten, onderstreept het geestelijke karakter van het kerkrecht. De predikant bespeurt een toenemende „juridisering”: „Door de grotere plaats van het burgerlijk recht in het kerkelijk leven en de kerkelijke rechtsgang, dreigt het kerkelijk recht zijn geestelijke aard te verliezen. Het medisch karakter van het kerkrecht dreigt verloren te gaan als kerkleden niet meer aangesproken willen worden op het jawoord van hun belijdenis. Leeft er nog het besef dat de Heere conflicten kan oplossen, als we bereid zijn voor elkaar te buigen?”
Arbeidsrechtdeskundige ds. W. A. Zondag, predikant van de gereformeerde gemeente in Dordrecht, zegt dat regels die er niet toe doen, geschrapt kunnen worden, maar dat regels die er wel toe doen, nodig zijn. „Als een predikant wordt geschorst, wat gebeurt er dan met zijn traktement? Het is goed daarover zaken vast te leggen.”
Ds. Zondag vindt het opmerkelijk dat zijn eigen kerkverband geen gedragscode kent. „Dominee, deze perkamenten banden zijn voor u.” Maar kan de predikant die zomaar aannemen? „En wat kan ik als ambtsdrager met mijn vrouw bespreken? Hoe ga je om met gezag, met macht? Een gedragscode benoemt dat soort zaken.”
In de relatie tussen predikant en kerkenraad zou een begeleidingscommissie van betekenis kunnen zijn, stelt ds. Zondag. „In orthodoxere kerken zie je vaak een grote afstand tussen kerkenraad en predikant. De dominee – daar zeg je niet zomaar iets tegen. Deze praktijk is niet goed. Een begeleidingscommissie kan knelpunten benoemen.”
Andere sprekers tijdens het congres waren mr. J. H. Ligtenberg en mr. M. J. W. Hoek (privacy in de kerk), dr. A. van Harten-Tip (totstandkoming kerkorde voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland) en prof. dr. S. C. van Bijsterveld (kerkelijke autonomie, dilemma’s en tips).