Mens & samenleving

De vrijwilliger: kaars of olielamp?

Je talent en tijd inzetten voor een goed doel. Prachtig. Maar er is zo veel goeds te doen. Waar liggen de grenzen van vrijwilligerswerk?

Gertina Heger
2 December 2019 20:58Gewijzigd op 16 November 2020 17:39
Jolanda van Dijk begeleidt veel instellingen die met vrijwilligers werken, zoals patiëntenorganisaties. beeld PGO Support
Jolanda van Dijk begeleidt veel instellingen die met vrijwilligers werken, zoals patiëntenorganisaties. beeld PGO Support

Een eenzame vrouw die jij bezoekt, vraagt of je haar de volgende week naar het ziekenhuis wilt brengen. Maar jij hebt dan een activiteit van je vereniging.

„Op sommige momenten wil je misschien ”nee” zeggen, maar zeg je toch ”ja”. Hoe herkenbaar zijn voor jou deze redenen?” Zo luidt een van de vragen bij de beschreven casus in de cursus ”Grenzen aangeven voor vrijwilligers”. Keuzes in antwoorden: overrompeld worden, de ander niet willen teleurstellen, het de ander naar de zin willen maken, uit schuldgevoel, willen voldoen aan de verwachtingen van de ander.

De training staat op de website van welzijnsorganisatie Humanitas. Met video’s en oefeningen geeft de cursus inzicht in reacties op een hulpvraag. In groepsverband een training volgen, is ook mogelijk. „Om nog lang en met plezier vrijwilligerswerk te kunnen blijven doen, is het belangrijk om voor jezelf te zorgen”, luidt de toelichting. „Door grenzen te stellen, voorkom je dat je wordt overvraagd.”

Dat dergelijke trainingen aangeboden worden, bevreemdt Jolanda van Dijk, adviseur organisatieontwikkeling van PGO Support, advies- en opleidingsbureau voor zorg en welzijn in Utrecht, niet. „Er komt steeds meer op vrijwilligers af, dus zij moeten steeds weerbaarder zijn. Veel taken die zo’n 25 jaar geleden nog door beroepskrachten werden gedaan in musea of in de zorg, komen neer op de schouders van vrijwilligers. De overheid heeft namelijk stevig bezuinigd.”

Van Dijk begeleidt veel patiëntenverenigingen. Zij zetten zich in om zorg en aandacht voor patiënten, mensen met een handicap en naasten te verbeteren. Prachtig, zegt ze. „Zeker als er mooie resultaten worden behaald.”

Aan de andere kant: er is zo veel goeds te doen, zie dat maar eens te bolwerken. Gezin en een betaalde baan vragen per slot van rekening ook de nodige aandacht.

Hoe organisaties de broodnodige mensen met een warm hart in de toekomst kunnen behouden, is een grote uitdaging. Van Dijk: „De doorloopsnelheid van vrijwilligers is hoog; ze stoppen er na gemiddeld twee jaar mee.” Ook hebben maatschappelijke organisaties minder natuurlijke aanwas van jongeren: „Het is niet meer vanzelfsprekend om eerst lid, daarna vrijwilliger en daarna bestuurslid te worden.”

Meebewegen

Dat is niet het enige wat op maatschappelijke organisaties afkomt. Ze moeten ook in hun beleid meebewegen met allerlei ontwikkelingen. „Momenteel vraagt de overheid, die veel patiëntenzorg subsidieert, organisaties zich te verantwoorden over hun impact. Welk verschil maakt de organisatie concreet voor de zieke, is daarbij de vraag.”

Dat vereist doordenking, want hoe zorg je dat patiënten goed geïnformeerd zijn? zegt Van Dijk. „Ik begeleid de bestuursleden tijdens een zogenoemde heidag. We gaan dan een hele dag in het weekend ervoor zitten om toekomstplannen te maken en ons te bezinnen op hoe we de impact kunnen vergroten. Dat vraagt veel van bestuursleden die gewoon een baan hebben; ze moeten een kostbare vrije dag ervoor opofferen.”

Voor somberen ziet Van Dijk geen reden. Ook al lijkt het soms dat mensen steeds minder bereid zijn om vrijwilligerswerk te doen, de onderlinge verbondenheid in de samenleving is er volgens haar niet minder op geworden. „Dertigers en veertigers zijn loyaal aan hun kinderen en ouders. Op hun hulpvraag gaan ze in. Vrijwillige inzet volgt dus vaak uit hun persoonlijke betrokkenheid: bijvoorbeeld bij de sportvereniging van hun kind. In deze leeftijdsfase, vaak de drukste jaren, komt er veel op hen af. En ze doen het allemaal, want de situatie vraagt er om.”

Dat ziet ze vooral in de welzijnssector. „Als mensen zelf een gehandicapt kind hebben, of als hart- en vaatziekten veel in hun familie voorkomen, willen ze zich zonder meer inzetten.”

Daarnaast zijn veel Nederlanders actief als mantelzorger. „Hulp bieden aan iemand in je nabije omgeving is geen keuze. Dat doen mensen gewoon. Maar gezinnen zijn kleiner geworden. Daardoor komen mantelzorgtaken tegenwoordig op een klein aantal kinderen terecht, indien bijvoorbeeld sprake is van zorg voor een of beide ouders.”

Of de eisen aan vrijwilligers in de loop van de tijd zijn verzwaard, vindt Van Dijk lastig in te schatten. Van onbetaalde krachten wordt volgens haar wel veel verwacht. „Pas kwam ik een uitgebreide functieomschrijving voor een onbezoldigd vrijwilligerscoördinator tegen. Daar gaat gerust twintig uur per week in zitten, dacht ik. De aangegeven vier uur in de vacature was niet realistisch.”

Onheus profiteren van onbetaalde krachten komt regelmatig voor. „Denk aan ontslag van de vrijwilligerscoördinator en vervanging van diegene door een onbetaalde kracht.” In welzijnsland zou volgens Van Dijk kritischer gekeken mogen worden naar de behandeling van vrijwilligers. Verkapte ‘uitbuiting’ doet zich volgens haar minder snel voor als een organisatie volledig uit vrijwilligers bestaat. „Dan zijn medewerkers elkaars gelijken.”

De vraag van veel stichtingen en verenigingen hoe ze vrijwilligers kunnen binden, vindt Van Dijk niet juist. „Daarmee zeg je: wij verwachten tien jaar inzet. Op het behouden van mensen moet je wel inzetten, maar meer op de binding aan het doel: de gedrevenheid om iets voor een ander te willen betekenen.”

Gaten vullen

De grens voor onbetaalde inzet verschilt per persoon, zegt Van Dijk. „Als je strikt de grens zou leggen bij bijvoorbeeld maximaal vier uur per week, doe je mensen tekort voor wie vrijwilligerswerk zingeving betekent.” Deel vrijwilligersfuncties op in taken, zodat je deze met meerdere mensen kunt uitvoeren, luidt haar devies. „Dan verdeel je het werk. In een pool in de regio kunnen vrijwilligers elkaar vervangen als dat nodig is.”

Vul als vrijwilliger geen ‘gaten’ zonder voor de taak gemotiveerd te zijn, adviseert Van Dijk. „Als de secretaris vertrekt en een vervanger is niet te vinden, laat je je misschien overhalen om die taak erbij te nemen, terwijl het je niet ligt om de e-mailbox bij te houden. Daardoor ontstaan fouten, frustratie en gedoe.”

Maak iemands functioneren bespreekbaar in het bestuur, raadt Van Dijk aan. „Verwijs eventueel door naar een andere vereniging of stichting waar diegene met zijn of haar kwaliteiten meer op z’n plek zou zijn.” Dan behoud je vrijwilligers voor het geheel van maatschappelijke instellingen, zegt ze. Maar dan moet een voorzitter bijna een personeelsmanager worden? Ja, erkent Van Dijk. „Dat vraagt veel van bestuursleden.”

Veel ideële organisaties trappen in de valkuil van onrealistische plannen maken. Van Dijk: „Neem een patiëntenvereniging die onderzoek doet naar een progressieve ziekte. Als nog veel oorzaken van de ziekte onbekend zijn, liggen de ambities torenhoog. Enerzijds is er die intrinsieke motivatie om de ziekte uit te bannen. Anderzijds is het de realiteit dat dit jaren duurt en mede afhankelijk is van wetenschappers en medici.”

Meer dan bij een zakelijk gedreven bedrijf moet de balans tussen geven en ontvangen in evenwicht zijn. „In een vrijwilligersorganisatie ontbreekt het filter om emoties weg te filteren dat in een professionele organisatie meer aanwezig is”, aldus de adviseur. „Erkenning krijgen en van betekenis zijn, spelen een veel grotere rol.”

Opgebrand

Hoe zit dat met christenen en vrijwilligerswerk? Is een ”nee” tegen extra taken waarvoor je bijvoorbeeld in de kerk wordt gevraagd, ook een ”nee” tegen God? Geloof kan een rol spelen bij overbelasting, zegt Nico van der Voet, schrijver en spreker over pastorale thema’s. Veel mensen staan zo onder invloed van de eisen die de maatschappij, familie, kerk of het werk aan hen stelt, dat ze van binnenuit opbranden.

„Als mensen in de opvoeding eenzijdig hebben geleerd dat ze zichzelf moeten verloochenen en altijd moeten klaarstaan voor anderen, ontwikkelen ze schuldgevoelens als ze daarvan afwijken”, zegt hij. Ze bezwijken onder druk en voelen zich ook nog eens tekortschieten.

De naaste meer liefhebben dan zichzelf is een Bijbelse opdracht, stelt Van der Voet in zijn boek ”Waarom moet ik altijd helpen?” Gehoorzamen daaraan moet echter in het teken staan van identiteit – en niet van gebrek aan identiteit en lotsdenken. „Iemand is assertief als hij eerlijk uit, wat hij zelf wil. Assertieve zelfverloochening is: bewust van wil veranderen, de ene keuze inruilen tegen de andere die misschien wel heel moeilijk en schadelijk is voor de eigen persoon. De nieuwe keuze is wel een beslissing van de eigen wil waar iemand zelf verantwoordelijk voor is.”

Zelfverachting is, evenals hoogmoedige zelfoverschatting, een bron van relatiestoornissen, stelt Van der Voet vervolgens. „Terwijl een christelijk zelfvertrouwen –zelfaanváárding door het geloof in Christus– een basis is voor goede relaties met anderen en een goede relatie met jezelf.”

Al zuchtend vrijwilligerswerk volhouden kan, maar gaat niet altijd goed. Een vrijwilliger die als een kaars functioneert, doet zichzelf en anderen tekort. „Een kaars is vroeg of laat opgebrand en geeft dan geen licht meer.”

Beter kun je je onbetaalde taak uitvoeren als een olielamp, volgens Van der Voet. „Die blijft licht geven, als de olie maar op tijd wordt aangevuld.” Dat kan door bewuste keuzes te maken en tijd nemen om zelf te rusten en toegerust te worden (zie ”Tips voor begrenzing van vrijwilligerswerk”). Dan blijft het mogelijk om trouw op de post te blijven.

Tips om vrijwilligerswerk vol te houden

Niet alle vrijwilligerswerk hoeft u te doen. Word realistisch. Leg de rol van redder af. U hoeft niet alles, u zit niet klem en u bent niet machteloos.

Wees eerlijk over uw mogelijkheden en geef grenzen aan. Als u geen tijd hebt of moe bent, hebt u rust nodig. Verwaarloos uzelf dus niet. U hebt ook vakantie nodig.

Doe zo min mogelijk dingen halfhartig. U kunt niet alles en u kunt niet alles leuk vinden. Wat u van harte doet, gaat meestal beter en houdt u langer vol.

Als uw vrijwilligerswerk mantelzorg is, is dat meestal geen keuze maar uw lot. Maak dan van uw lot uw keuze (dat heeft met geloof te maken), anders wordt het een kruis.

Doe geen taak om liefde en dank terug te krijgen. Werk niet voor een lintje van de koning. Als u echter lijdt onder gebrek aan waardering, breng dat dan wel eerlijk ter sprake.

Wees blij met een compliment en wimpel dat niet af.

Verwaarloos uw gezinsleden en vrienden niet. Houd uw persoonlijke contacten in stand. U hebt uw eigen netwerk hard nodig voor uzelf en dus ook voor uw zorgbehoevende kind, ouder of andere naaste.

Druk negatieve gevoelens niet weg, maar praat erover met iemand met wie u een goede relatie hebt. Praten lucht op. Als u mooi weer gaat spelen, gaat de zorgtaak u opbreken.

Bron: nicovandervoet.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer