Vluchtelingen in Burkina Faso: Wij snappen niet wat de jihadisten willen
In Burkina Faso ontwrichten jihadisten het leven in grote delen van het land. Honderdduizenden mensen zijn op de vlucht geslagen. In het provinciestadje Kongoussi is het aantal inwoners daardoor meer dan verdubbeld.
De krappe huiskamer van predikant Kinda Tegwendé Léonard is gevuld met twee stoffen, bruine bankstellen, met daartussen een lage tafel. Het is half drie in de middag en er staan nog wat pannen van het middageten. Léonard tilt één van de deksels op en constateert de hond in de pot te hebben gevonden. „We gaan op pad”, zegt hij dan. „Ik kan slecht stil zitten.”
Léonard heeft er net een reis van drie uur opzitten vanaf de Burkinese hoofdstad Ouagadougou naar zijn woonplaats Kongoussi, zo’n 120 kilometer noordelijker. Hij rijdt de route iedere maand wel een keer. Als voorzitter van een koepelorganisatie van gereformeerde kerken en betrokkene bij verschillende ontwikkelingsprojecten moet hij geregeld in de hoofdstad zijn. De meeste van de verraderlijke kuilen op de route weet hij met zijn oude Mercedes dan ook haarfijn te ontwijken.
Kongoussi is een kleine provinciehoofdstad met in gewone tijden zo’n 20.000 inwoners. Gewone tijden zijn het echter niet in Burkina Faso. Jihadistische groepen trekken moordend en plunderend door het noorden en oosten van het land. In Kongoussi zijn daardoor tienduizenden vluchtelingen gestrand, een veelvoud van het normale aantal inwoners. De meesten hebben onderdak gevonden bij familie, anderen bivakkeren in tenten, kerken en moskeeën. In het kleine kerkje van Léonard, naast zijn huis, verblijven er ruim vijftig.
„Kijk”, zegt hij, terwijl hij de halfdonkere ruimte binnenstapt. „Hier slapen ’s nachts de vrouwen en kinderen.” Voor de mannen is er plaats in de openlucht. De kerkzaal is leeg gemaakt: de stoelen staan opgestapeld in de berging en worden er alleen voor de zondagse dienst uit gehaald. Op het podium herinneren twee lessenaars eraan dat het hier om een kerk gaat: verder liggen er dekens en staan er potten en pannen. Naast het podium, voor een in de hoek geschoven djembé, ligt een oude vrouw op een matje te slapen.
Bang
De verhalen van de ontheemden in en rondom het gebouwtje lijken op elkaar. Er waren aanslagen, eerst verder weg, maar toen steeds dichterbij. De mensen bleven zolang mogelijk hun akkers bebouwen en hun vee verzorgen. Maar toen de jihadisten de buurdorpen bereikten, of het eigen dorp, zat er niets anders op dan de biezen te pakken.
„Ze vermoordden mensen, staken winkels en brommers in brand”, zegt de 41-jarige Somtore Aguirate. De weduwe kwam met acht familieleden naar Kongoussi nadat twee dorpen „heel dichtbij” het hare door terreur waren getroffen. Ze klopte aan bij de kerk waar ze in haar woonplaats ook lid van is. „Natuurlijk zijn we bang”, geeft ze aan. „Iedereen is bang.”
Tientallen dorpen zijn leeggelopen, want de jihadisten ontzien niemand. De ontheemden vertellen dat terreurgroepen soms ‘zomaar’ mensen doden: op straat of in de huizen. Andere keren slaan ze toe bij kerken of politie- en legerbases. Een paar weken terug was in het dorp Salmossi voor het eerst een moskee doelwit van een aanslag. Het totale aantal doden loopt inmiddels in de duizenden.
Woede
Voorganger Léonard ziet met lede ogen aan hoe de jihadisten zijn land ontwrichten. Burkina Faso stond altijd te boek als een rustig land, waar de moslimmeerderheid vreedzaam samenleefde met christenen en animisten. „Het terrein voor onze kerk hebben we gekregen van de vorige imam”, tekent hij de verhoudingen. „We vieren als christenen en moslims elkaars feesten mee.”
Hoewel de relaties tussen de verschillende geloofsgroeperingen in Kongoussi nog altijd goed zijn, merkt Léonard dat de eerste scheuren beginnen te ontstaan. „Moslims met van die baardjes bekijken we toch met wat meer argwaan.” Hij doelt op de wahabisten, die in toenemende mate in het Burkinese staatbeeld te zien zijn. Het is een stroming die in het land vanouds niet voorkomt. „Het is precies wat de jihadisten willen: verdeeldheid zaaien”, verzucht hij.
De activiteiten van de jihadisten maken de imam van de vlakbij de kerk gelegen moskee, Eladj Sana Saïdou, woedend. „Ze doden onschuldige mensen, zonder enkele reden. Het is werkelijk verschrikkelijk”, zegt hij, zittend op zijn hurken voor zijn lemen huis. Rond hem zit een aantal gevluchte mannen die hij in zijn woning opvangt. Hij wijst op één van hen, een oudere man. „Hij moest de plek verlaten waar hij driekwart van zijn leven heeft gewoond.”
De geestelijke vertelt dat er alleen al in de wijk direct rond de moskee zo’n 3000 mensen opgevangen worden. „Er zitten overal vluchtelingen: tot in de keukens toe.”
Of hij idee heeft wat de jihadisten willen bereiken? Omstanders beginnen op die vraag spontaan te lachen. „Hoe moeten we dat weten?”, vraagt de imam dan vertwijfeld. „Er is maar één ding duidelijk: ze doden mensen.”
Dat de terroristen zich op de islam beroepen wil er bij hem niet in. „Natuurlijk is het niet in naam van de islam. Hoe zou dat kunnen? Ze doden ook moslims.” De imam benadrukt nog nooit gehoord te hebben dat de terreurgroepen zich toch op de godsdienst beroepen. „Maar als dat zo is, dan is dat heel verdrietig”, zegt hij uiteindelijk. „Wij erkennen hen echter niet als moslims, want het is tegen de islam om mensen te doden.”
Hij hoopt vurig dat christenen, moslims en aanhangers van traditionele religies in vrede met elkaar zullen blijven leven. „God is een God van vrede. Wie niet naar vrede zoekt, kan niet bij God horen.”
Tenten
De opvang van vluchtelingen gaat in Kongoussi ook over geloofsmuren heen. De kerk van Léonard vangt ook moslims op, zoals de 55-jarige Sawadago Noumouni. Hij kwam er terecht omdat een zus van hem christen is en er vroeger kerkte. Zijn familie is gemengd: deels moslim, deels christen. „Het maakt voor ons geen verschil”, zegt hij. „Nog altijd niet.”
De kerkelijke gemeenschap van Léonard ziet het als haar roeping voor iedereen open te staan. „We hebben uit de Bijbel geleerd de vreemdeling te herbergen”, aldus de predikant. „Sommigen van de ontheemden behoren tot onze kerk, anderen niet. Maar het maakt niet uit: ieder mens is schepsel van God, dat is voor ons bepalend. Als Gods volk willen we Zijn werk doen.”
De lokale kerkgemeenschap helpt actief door geregeld voor de ontheemden te koken en „een beetje geld” te geven. Veel is het niet, omdat de meeste kerkleden zelf ook arm zijn. „We doen echter wat we kunnen”, zegt Léonard. Hij is daarnaast blij met hulp die hij kreeg van een christelijke hulporganisatie en van het vluchtelingenwerk van de VN.
Maar voldoende is het nog niet. Hij wijst naar het terrein waar ’s nachts de mannen liggen te slapen. „Dat kan niet eindeloos zo doorgaan. Families moeten een eigen plek hebben.” Hij hoopt dan ook op de komst van meer tenten. Daarnaast is gezondheidszorg en kleding een probleem. „Sommige mensen zijn met niets anders gevlucht dan met de kleren die ze aanhadden. Ze waren al arm, maar zijn het nu helemaal.”
Somtore Aquirata (41)
Plaats van herkomst: Douré
Weduwe, gevlucht met acht familieleden, onder wie haar kinderen
Onderdak gevonden in de kerk
Waarom gevlucht? „In dorpen vlak bij de onze waren aanslagen geweest, waarbij mensen zijn gedood. In de Bijbel staat dat we God niet moeten verzoeken, dus daarom ben ik gevlucht. Per voet en met de ezelkar zijn we naar Kongoussi gekomen.”
Wat zit er volgens u achter het geweld? „Ik heb geen idee. De terroristen doden zomaar mensen, ze selecteren niet één specifieke groep.”
Wat bidt u? „Ik dank God dat we tot nu toe aan het geweld zijn ontsnapt. Dat hebben we aan Jezus te danken. God zorgt voor ons.”
Hoe ziet u de toekomst? „Mijn hoop is dat we snel kunnen terugkeren, we moeten de oogst nog binnenhalen. Ik geloof dat God goed is en de situatie snel ten goede zal doen keren.”
Sauradogo Norbert (58)
Plaats van herkomst: Bayendfoulgo
Gevlucht met elf familieleden, onder wie vrouw en kinderen
Onderdak gevonden in de kerk
Waarom gevlucht? „We zijn in de avond van 28 september gevlucht, omdat het geweld een dorp vlakbij had bereikt. We hebben bijna alles achtergelaten: we hadden geen tijd meer om spullen te verzamelen. Iedereen van het dorp is gevlucht, er is niemand achtergebleven. Hetzelfde geldt voor de omliggende dorpen.”
Wat zit er volgens u achter het geweld? „Ik wist al wel dat er in buurlanden terreur was. Daarom hield ik er al rekening mee dat het ook ons zou bereiken. Ik zou echter niet weten wie de terroristen precies zijn en wat ze willen. Op grond van nieuwsberichten dacht ik aanvankelijk dat ze het specifiek op christenen hadden gemunt, maar dat bleek niet het geval te zijn. Ze maken geen onderscheid.”
Hoe is uw leven hier? „Ik ben blij dat we hier welkom waren en veilig zijn, maar ik voel me niet gelukkig. We hebben onze boerderij achtergelaten en er moet nog geoogst worden.”
Wat bidt u? „Ik ben God dankbaar dat ik nog leef en niet gedood ben bij aanslagen. Ik bid of Hij de situatie wil oplossen, zodat er weer vrede komt.”
Sawadogo Noumouni (55)
::
Plaats van herkomst: Pissy
Gevlucht met familie
Onderdak gevonden in de kerk
Waarom gevlucht? „We moesten vluchten vanwege aanslagen in buurdorpen, op vier kilometer van ons huis. De jihadisten doodden mannen, gewoon in hun huizen. We zijn bang, ook hier nog.”
Wat zit er volgens u achter het geweld? „Ik weet het niet. Ze doden zomaar mensen. Ik vind het verwarrend als het klopt dat ze het in naam van de islam doen. Ze doden namelijk ook moslims. Waarom doen ze dat dan?”
Hoe is uw leven hier? „Moeilijk. Er moet geoogst worden en dat kan nu niet. Hier doe ik de hele dag naast bidden helemaal niets. We hebben geen werk meer.”
Wat bidt u? „We blijven op Allah vertrouwen. Hij is de enige die deze situatie kan oplossen.”
Naïga Binta (56)
Plaats van herkomst: Silgadji
Gevlucht met familie
Onderdak gevonden bij verwanten in Kongoussi
Waarom gevlucht? „Tijdens de ramadan zijn er dertig mannen in ons dorp vermoord, terwijl het een kleine plaats is. Ze doodden eerst alleen protestanten, maar later ook moslims. De terroristen zijn twee keer gekomen. We zijn met veel mensen uit ons dorp hierheen gevlucht: sommigen te voet, anderen op de fiets, de ezelkar of met de bus. We hebben alles achtergelaten, ons land en onze dieren.”
Wat zit er volgens u achter het geweld? „We snappen het echt niet. Er was vrede en het leven verliep rustig. Maar nu is alles veranderd.”
Hoe gaat het hier met de kinderen? „De scholen hier zitten vol, daarom kunnen veel van onze kinderen geen onderwijs krijgen.”
Hoe ziet u de toekomst? „Alleen God kan de situatie oplossen. We hopen snel te kunnen terugkeren.”
Dit is het tweede deel in een serie artikelen over Burkina Faso.