Verwereldlijkt verlangen naar kinderen
Het valt moeilijk te ontkennen: ook refogezinnen worden kleiner. Zorgvuldige gezinsplanning met gebruikmaking van voorbehoedsmiddelen is geen ongewoon verschijnsel meer in de gereformeerde gezindte. Het verlangen naar kinderen lijkt te verwereldlijken.
Het is een ontwikkeling die in de rest van de maatschappij natuurlijk al veel langer gaande is. Gezinnen worden kleiner. Dat heeft meerdere oorzaken. Allereerst: jongeren studeren langer, blijven langer thuis wonen, wachten langer met trouwen en krijgen dus later kinderen. Het CBS publiceerde eerder dit jaar nieuwe cijfers waaruit blijkt dat de gebruikelijke mijlpalen van twintigers, zoals een eerste vaste baan en het aangaan van een duurzame relatie, steeds verder opschuiven. Bij mannen ligt de gemiddelde leeftijd waarop men trouwt inmiddels rond de 34 jaar, bij vrouwen is dat ongeveer 32 jaar. Deels komt dit doordat veel stellen eerst gaan samenwonen. Maar ook dit gebeurt op latere leeftijd.
Het is daarbij interessant om vast te stellen dat het trouwen op jonge leeftijd in Nederland pas tamelijk recent echt in zwang raakte, vooral na de Tweede Wereldoorlog. In de zeventiende eeuw trouwden mannen in Nederland rond hun 28e en vrouwen rond hun 25e, en dat terwijl de levensverwachting toen veel lager lag dan nu.
Ook de gezinnen waren vroeger trouwens gemiddeld klein. Vanaf 1880 beginnen ze echter fors te groeien door de verbeterde economische omstandigheden en sterk afnemende kindersterfte. Tegenwoordig baart een vrouw gemiddeld 1,7 kinderen, tegenover 4,5 kinderen in 1900. De leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen, steeg eveneens. In 1970 was het nog heel gewoon om rond je 24e moeder te worden. Op dit moment is dat ongeveer 30 jaar.
Geboortebeperking
Kortom, een deel van de verklaring voor het feit dat gezinnen kleiner worden, is dat mensen later trouwen, waardoor minder vruchtbare tijd resteert. Dat is niet per se negatief of verkeerd. Kinderen moeten immers gaan functioneren in een complexe maatschappij. Wanneer ze de gezondheid krijgen, zullen ze tot latere leeftijd werken dan vroeger het geval was. Het is goed dat zij tijd krijgen om zich op het maatschappelijke leven voor te bereiden. Het kan bovendien voor een gezin een zegen zijn wanneer kinderen langer thuiswonen.
Maar daarmee is uiteraard niet het hele verhaal verteld. Refogezinnen worden ook kleiner omdat jonge ouders het kindertal bewust willen beperken en reguleren, en zich niet bezwaard voelen om daarbij gebruik te maken van voorbehoedsmiddelen. Uiteraard kunnen hiervoor zwaarwegende redenen bestaan, bijvoorbeeld van medische aard. Vaker echter lijken andere overwegingen een rol te spelen, zoals het feit dat de vrouw zich graag ook buiten het gezin wil ontplooien. Of redenen van financiële aard, waarbij echtparen een bepaalde levensstandaard nastreven. Het kan ook zijn dat men opziet tegen de moeite die verbonden is aan de zorg voor een groot gezin. Of er is grote zorg over de bange wereld waarin kinderen zullen opgroeien.
Opvallend genoeg leiden zulke overwegingen er zelden toe dat ervoor gekozen wordt om in het geheel geen kinderen te krijgen. Kennelijk is de kinderwens toch zo sterk, dat de meeste echtparen graag enkele kinderen krijgen. En het aantal en de timing ervan is niet zelden het voorwerp van zorgvuldige planning.
Nu is er al vaak geschreven over wat de Bijbel hierover zegt. Gods Woord leert dat het krijgen van kinderen een zegen is. „Zie, de kinderen zijn een erfdeel des HEEREN, en des buiks vrucht is een beloning” (Psalm 127:3). Het is mede daarom onder Bijbelgetrouwe christenen altijd de gangbare opvatting geweest dat gebruik van anticonceptiemiddelen anders dan om medische of psychische redenen niet verantwoord is. Wat overigens weer niet betekent dat echtparen ten koste van alles moeten streven naar maximalisatie van het aantal kinderen. Integendeel, mannen moeten bij hun vrouwen wonen met verstand (1 Petrus 3:7).
Secularisatie van verlangen
De opvattingen over dit onderwerp zijn echter geruisloos verschoven. Het boek ”De slag om het hart, over secularisatie van verlangen” van Herman Paul geeft een verklaring hoe zoiets kan gebeuren. Paul laat zien dat we geseculariseerde christenen zijn geworden, veel meer dan we zelf in de gaten hebben. Hij betoogt dat secularisatie niet in de eerste plaats een zaak is van kerkelijke statistieken, maar een proces dat zich voltrekt in het hart, waarbij het hart fungeert als een metafoor voor de complexe, tegenstrijdige en vaak nauwelijks bewuste verlangens die een mensenleven richting geven. Secularisatie van verlangen bestaat hieruit dat mensen hun primaire verlangens allengs meer in het hier en nu vervuld willen zien, in het saeculum. Zo beschouwd is secularisatie geen fenomeen dat zich primair voltrekt buiten de kerk, maar juist in de kerk, in de harten van kerkgangers, in de gerichtheid van hun verlangens.
Tegenover de moderne notie van zelfontplooiing plaatst Paul ontlediging en zelfverloochening. Tegenover controledrang een leven in afhankelijkheid, ”living out of control”. Tegenover de namaakgoden van status, geluk en succes een verlangen naar God, in wie alleen de ware rust te vinden is. Tegenover een leven gericht op het hier en nu een kruisleven in navolging van Christus. Een leven uit genade, gericht op Hem. Het lezen van ”De slag om het hart” is een ontdekkende bezigheid. Onze harten en verlangens zijn op duizend subtiele manieren geseculariseerd. De wens tot geboortebeperking en -regulering is er slechts één van.
Gelovig verlangen
Toch is het geen kleine kwestie, die groeiende drang om de kinderzegen naar onze hand te zetten. Ik moet nu denken aan een man en een vrouw die ik goed kende. Ze waren gelukkig getrouwd en God schonk hun kort na elkaar twee welgeschapen dochters. Daarna volgden twee zonen met verstandelijke beperkingen, gevolgd door een kindje dat kort na de geboorte plotseling stierf. Het dringend doktersadvies was om geen kinderen meer te krijgen. Het was niet langer verantwoord. Zij mochten echter geloven dat God ”in control” was. Na enkele jaren werd een gezonde zoon geboren. Hun blijdschap was groot. Een naamgenoot van zijn vader. Daarna ontvingen zij tot hun vreugde nog twee zonen en een dochter. Die gezonde zoon en naamgenoot is de schrijver van dit artikel. Hij schrijft omdat hij is. Een vrucht van gelovig verlangen.