Kennismaken met ruige Vikingen in het Fries Museum
Woeste, bebaarde mannen steken de handelsplaats Dorestad in brand en slepen alles van waarde naar hun schepen. De flamboyante hoofdman in vol ornaat kijkt onbewogen toe. Generaties scholieren kregen dit beeld van de Vikingen mee via een indringende plaat van Isings. Maar wie waren ze echt?
Hoog tijd voor een nadere kennismaking met de beruchte Noormannen uit Scandinavië, hebben ze gedacht bij het Fries Museum in Leeuwarden. Dat de Vikingen met overgave plunderden –tot in Spanje en Italië toe– staat wel vast. De levensgrote replica van het rond 1030 gebouwde oorlogsschip Skuldelev V die te zien is in de tentoonstelling ”Wij Vikingen” laat daarover geen misverstand bestaan. Ook de Scandinavische bijl die nog niet zo lang geleden langs de Maas bij het Limburgse Elsloo werd gevonden, maakt dat duidelijk. Om maar niet te spreken van het skelet van een vrouw die in Zutphen omkwam tijdens een Vikingaanval – sporen van geweld zijn duidelijk zichtbaar aan het kniegewricht.
Plunderen en roven waren echter niet het enige waarmee de Vikingen zich bezighielden. ”Viking” was niet zozeer de aanduiding van een volk maar van een levenssstijl. De Vikingen blijken ook zeer bedreven handelaren te zijn geweest, met een uitgebreid netwerk, waar ook de Nederlandse kustbewoners van profiteerden. Het kwam zelfs voor dat Nederlanders zich bij de Vikingen aansloten en deelnamen aan hun rooftochten.
Al vóór de Vikingtijd –die loopt van 793 tot 1066– was er sprake van nauw contact tussen de volken rondom de Noordzee. In havens en handelsplaatsen werden talen, tradities en overtuigingen uitgewisseld. Die raakten vermengd tot een ”Noordzeecultuur” die de noorderlingen met elkaar verbond.
Handelsrelaties
Het toenmalige kustgebied van Nederland werd gevormd door Frisia, dat zich uitstrekte van Vlaanderen tot Noord-Duitsland. Frisia was in die tijd sterk georiënteerd op het noorden; het direct aangrenzende achterland was vanwege de zich daar uitstrekkende veenwildernissen niet goed toegankelijk. In Frisia werden heidense goden uit de Scandinavische gebieden aanbeden. Zo zijn er in het Nederlandse kustgebied sieraden gevonden met beeltenissen van de Noorse oppergod Odin. De inwoners van Frisia hadden al met al ook nauwe banden met Vikingen.
De Noordzee was in de vroege middeleeuwen zo’n beetje de snelweg van Noord-Europa. Het uitgebreide handelsnetwerk was voor een groot deel in handen van Scandinaviërs. Zij bevoeren met hun schepen de zeeën en rivieren tot Bagdad aan toe. Archeologische vondsten –een narwaltand uit Groenland, munten uit Arabië en barnsteen uit het Oostzeegebied– illustreren de omvang van deze handelsrelaties.
Toch hadden ook de inwoners van Frisia in de negende eeuw te lijden onder de aanvallen van Vikingen. De eerste aanval had plaats in het jaar 810. Volgens de overlevering viel een leger van ruim 200 schepen de Friese eilanden aan. Vervolgens werd ook het vasteland aangedaan. Pas na een betaling van 100 pond zilver vertrokken de Vikingen weer.
Frisia zou in de jaren daarna nog vele malen worden aangevallen. Sommige inwoners van Frisia sloten zich bij de Vikingen aan en namen deel aan hun rooftochten. Dit werd hen niet in dank afgenomen. Volgens de wet was iemand die zich bij de Vikingen aansloot nooit meer welkom in Frisia, tenzij er sprake was geweest van dwang.
Geluk bij een ongeluk was dat er relatief veel muntschatten zijn teruggevonden uit de Vikingentijd. Uit angst voor de Vikingen verstopten mensen geld en andere waardevolle spullen soms op een geheime plek. Het gebeurde dan wel dat er naderhand niemand meer was om de kostbaarheden weer op te halen – tot ze eeuwen later door archeologen werden aangetroffen. Zo hebben amateurarcheologen bij het Friese dorp Wirdum een Karolingische muntschat gevonden die bestond uit niet minder dan 96 munten. Een deel van de munten zat in een linnen buideltje; het komt maar uiterst zelden voor dat linnen zo lang bewaard blijft.
Christendom
De aanwezigheid van Vikingen had ook invloed op de verspreiding van het christendom in Frisia. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er sprake was van een lange overgangsperiode waarin het heidense geloof geleidelijk aan plaatsmaakte voor het christendom. Juist door de vele Vikinginvallen in de negende eeuw werd het kersteningsproces keer op keer ernstig verstoord. De Vikingen plunderden de net gestichte kerken, waardoor het moeilijk werd een christelijke infrastructuur op te bouwen. Sommige inwoners vielen dan ook weer terug op hun oude geloof. Pas in de tweede helft van de tiende eeuw slaagde de bisschop van Utrecht erin om definitief voet aan de grond te krijgen in Frisia.
Deze langzame toetreding tot het christendom wordt in de tentoonstelling geïllustreerd aan de hand van een bijzondere kralenketting met crucifix uit een Fries graf uit de negende eeuw. In het christendom was het meegeven van een grafgift verboden, terwijl het juist een veelvoorkomend heidens gebruik was. Tegelijkertijd duidt de crucifix op een christelijke invloed.
Een bijzonder stuk is de versierde drinkhoorn uit de tiende eeuw. Deze runderhoorn is voorzien van Scandinavische voorstellingen. Later werd er een deksel op gezet en is de hoorn gebruikt als reliekhouder in de Onze Lieve Vrouwekerk in Maastricht.
De tentoonstelling ”Wij Vikingen” is tot en met 5 maart te zien in het Fries Museum. www.friesmuseum.nl