Das Wort sie sollen lassen stahn…
„Gods Woord houdt stand in eeuwigheid, en zal geen duimbreed wijken...” Zo klonk het woensdag tegen het eind van de hervormingsavond in de Sionkerk te Rotterdam. We zingen doorgaans geen vrije liederen in onze diensten, maar een reformatieavond zonder ”Een vaste burcht”, dat doen we niet.
Liever zou ik trouwens de oorspronkelijke Duitse versie van Luther zelf zingen. Veel minder stoer en heldhaftig. Eerder teer en vroom, en toch standvastig! Neem nu het begin van dit laatste couplet: ”Das Wort sie sollen lassen stahn…” Hier spreekt de wachter die op zijn post staat. Die beseft hoe kostbaar de schat van het Woord is. Die zijn verantwoordelijkheid ziet.
In deze week rond 31 oktober drong de betekenis van het Woord van God zich telkens aan mij op, zo bedenk ik achteraf. Maandag tijdens de belijdeniscatechisatie al. We hadden het over de Heilige Schrift, die volgens de belijdenis het enige fundament, de bron van het geloof en het richtsnoer voor het leven is. Een zin uit het catechisatieboek: „Daarom ontvangen wij dit boek met eerbied en diep respect voor de eerste Auteur, de heilige Geest.”
Woensdag de studiedag in Apeldoorn rond het recent verschenen boek ”Lezen en laten lezen.” Twee volle dagdelen gevuld met beschouwingen, spraak en tegenspraak over het omgaan met de Bijbel. Ik moest me aan het eind van de middag haasten om op tijd in Rotterdam te zijn.
Daar luisterde ik met genoegen en instemming naar de bijdrage van student De Raaf. Waarover? ”Luther en het Woord van God.” De monnik van Erfurt, niet veel later de professor van Wittenberg, las de Bijbel. Hij las die aanhoudend en hunkerend. Maar hij kon de ware betekenis ervan maar niet bevatten. Totdat het Woord hem ging lezen. Een wonder van Godswege. Toen werd zijn geestelijke duisternis opgeklaard en ging hem de poort van het paradijs open. Het Woord geschiedde!
Twee dikke boeken vormden de tastbare winst van die woensdag: ”Calvijn verzameld.” Vers van de pers. Bij elkaar gesprokkelde teksten van de reformator. Vele voor het eerst of opnieuw vertaald. Nu fraai gebundeld en die dag in Apeldoorn gepresenteerd.
Toen ik de volgende dag band I opensloeg, was dat bij het woord vooraf dat Calvijn schreef bij de Bijbelvertaling van 1546. Lees eens even mee. De schrijver wil tonen „welke schat de Heilige Schrift is, hoe uitnemend zijn waarde en hoe onschatbaar de winst is die hij geeft. Zoals hij ook echt het belangrijkste en het kostbaarste goed is dat we in deze wereld hebben. Want hij is de sleutel die ons de toegang opent om het koninkrijk van God binnen te gaan, opdat we zouden weten welke God we moeten aanbidden en waartoe Hij ons roept. Hij is de school van alle wijsheid, ja van wijsheid die alle menselijk onderwijs te boven gaat, en waarvoor zelfs de engelen bewondering hebben. Hij is de spiegel waarin we het aangezicht van God zien om ons te veranderen tot Zijn heerlijkheid. Hij is het enige voedsel voor onze zielen om ons met het eeuwige leven te voeden. Hij is kortom het enige middel waardoor wij van de heidenen en ongelovigen verschillen omdat wij een godsdienst hebben die bevestigd en gefundeerd is op de onwankelbare waarheid van God.”
Toch geen wonder dat Luther, die andere reformator, het ons op de lippen legt: ”Das Wort sie sollen lassen stahn.”