„Zelfwaardering niet alleen baseren op eigen prestatie”
„Wij vinden onszelf als wij God vinden en wij kennen onszelf als wij door God gekend zijn.” Dat stelde dr. A.J. Kunz dinsdagmiddag op een symposium over visies op het zelfbeeld. Het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg) organiseerde de bijeenkomst.
Het Kicg vierde met het symposium in Putten zijn eerste lustrum.
Thema van de bijeenkomst was ”Goed dat je er bent. Botsende visies op het zelfbeeld vanuit theologie en psychologie”. Door middel van lezingen, ervaringsverhalen en workshops werd naar aanleiding van het gelijknamige boek van Sarina Brons-Van der Wekken nagedacht over een juist zelfbeeld.
Prof. dr. Hanneke Schaap-Jonker, rector van het Kicg en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, belichtte het onderwerp vanuit het psychologisch perspectief.
„Je zelfbeeld is de manier waarop je naar jezelf kijkt en over jezelf denkt. De basis daarvan wordt gevormd door de hechting in de jeugd. Daar krijgen kinderen, als het goed is, mee dat ze gezien en geliefd zijn.”
De hoogleraar ziet dat er in de huidige tijd veel nadruk ligt op het presteren. „Dat kan effect hebben op het zelfbeeld. Als je bepaalde prestaties, bijvoorbeeld door arbeidsongeschiktheid, niet meer kunt leveren, kan een groot deel van je zelfwaardering ineens wegvallen.” Schaap benadrukte daarom dat een juist zelfbeeld niet alleen gefundeerd moet zijn op wat iemand doet, maar ook op wie iemand is.
Dr. A.J. Kunz, hervormd predikant en docent godsdienst aan Driestar educatief, benaderde het thema vanuit het theologisch perspectief. „In de Bijbel kom ik de woorden zelfbeeld en zelfaanvaarding niet tegen. Daarin lees ik wel dat mensen anderen moeten aanvaarden en zichzelf moeten bekeren.”
Het kernprobleem van het westerse denken is volgens hem dat de mens los van God wordt gezien. „Het gaat vaak om het zoeken van je ware zelf en het in je kracht gaan staan. Wij vinden onszelf echter pas als wij God vinden en wij kennen onszelf pas als wij God door God gekend zijn.”
De Bijbel biedt geen grond voor een gitzwart mensbeeld, meent Kunz. „God heeft de mens als Zijn schepsel gemaakt. Deze onverwoestbare scheppingsmatige structuur is door de zondeval niet tenietgedaan. De mens is uit de hand van God voortgekomen en daarom niet waardeloos, hoewel door de zonde wel onwaardig. De diepste aanvaarding door God kan daarom nooit buiten Christus plaatsvinden.”
Bij een verkondiging van Gods aanvaarding voor iedereen, dreigt er een „psychologisering van het Evangelie”, aldus de predikant. „Jezus is niet gekomen om de gaten in mijn zelfbeeld te dichten en de butsen op te vullen, maar om mij vaste grond te geven.”