Mannen zwijgen over incontinentie
Incontinentie is op zich al een taboe. Het wordt vaak gezien als een ouderdomsprobleem dat meer onder vrouwen voorkomt dan bij mannen. Maar mannen hebben er net zo vaak last van, en als ze boven de 75 zijn zelfs vaker dan hun vrouwelijke leeftijdsgenoten.
„Zij praten echter liever over impotentie dan over problemen met hun blaas”, aldus de Engelse professor P. Abrams donderdag tijdens een congres over incontinentie in Parijs.
Volgens Abrams heeft 16,6 procent van de mannen en vrouwen boven de 40 jaar in meer of mindere mate last van een overactieve blaas. Dat gaat gepaard met ongewild urineverlies en met een opvallend vaak terugkerende, soms pijnlijke aandrang om te plassen, waardoor zij vaker dan acht keer per 24 uur naar het toilet moeten. Soms moeten ze er wel vijf keer op een nacht uit.
Het probleem wordt niet altijd erkend. Artsen vergeten nog wel eens door te vragen als een patiënt met klachten over slaapproblemen bij hen komt.
Dat urineverlies valt nog wel met opvangmiddelen op te lossen. Maar uit een gisteren gepubliceerd onderzoek blijkt dat de bijna continue aandrang ook ernstige gevolgen heeft voor de kwaliteit van het leven. Patiënten hebben last van schaamtegevoelens, zijn bang om te lekken, verliezen zelfvertrouwen, durven geen seksuele gemeenschap meer aan en vrezen een last te worden voor hun familieleden, bijvoorbeeld omdat die ook weinig slapen als de patiënt er ’s nachts vaak uit moet.
„Ik durfde niet meer naar het theater, zat tijdens vergaderingen op mijn werk altijd zenuwachtig bij de uitgang en durfde niet meer op reis”, vertelde een patiënte gisteren. In Nederland was die continue behoefte om te weten of er een toilet in de buurt is voor de patiëntenvereniging SBP en farmaceut Pfizer aanleiding onlangs de Toiletgids ”Kleine Kamers in Grote Steden” te publiceren. Daarin staan op plattegronden alle openbare toiletten aangegeven.
De kans dat een overactieve blaas ooit overgaat is niet echt groot. Maar volgens professor P. Kerrebroeck uit Maastricht is er wel behandeling mogelijk die het leven prettiger maakt. Die begint met het bijhouden van een plasdagboek, training, medicatie en onderzoek naar mogelijke oorzaken. De oorzaken variëren van prostaatproblemen, een hersenaandoening tot een veranderende hormoonhuishouding.
Inmiddels zijn er in Nederland drie medicijnen op de markt voor deze aandoening. Flavoxaat (Urispas), oxybutynine (Dridase) en tolterodine (Detrusitol). Dat laatste middel hoeft maar een keer per dag ingenomen te worden. Kerrebroeck verwacht dat er in september nog een medicijn bijkomt, solifenacine (Vesicare). Hij juicht de toename van de keuzemogelijkheden toe. „Die medicijnen maken het verschil tussen het je excuseren in een restaurant, of opeens zonder verklaring naar een toilet moeten rennen.”