Column: Het laatste woord hebben, dat is belangrijk in zulke gevechten
Goed debatteren is een grote kunst. Als het erop aankomt, kunnen ook keurige, hoogopgeleide, christelijke mensen er niet veel van.
Twitter is niet de plek waar je een beschaafde discussie leert voeren. Het is wél de plek waar je menselijk gedrag in al z’n grootsheid en kleinheid kunt observeren. Er zijn twitteraars die je attent maken op goede webartikelen, die wijze en inzichtgevende opmerkingen maken, die persoonlijke ervaringen delen en daarmee een beetje je vrienden worden. Er zijn óók twitteraars die schelden en schreeuwen en dreigen als een ander een mening verkondigt waar ze het –heel hartgrondig en emotioneel– níét mee eens zijn.
Soms ga ik ervoor zitten om de discussies die bepaalde opiniemakers in de wereld oproepen eens goed te bekijken, en dan begrijp ik weer waarom het discussieklimaat op sociale media ”giftig” heet. Je kunt van anonieme ”reaguurders” zoveel haatreacties krijgen, dat je niet meer weet hoe je je staande moet houden.
Maar dat is de grote, boze Twitterwereld. Ik kom daar maar af en toe. Meestal trek ik me terug in een kring van nette christelijke opiniemakers en degelijke wetenschappers, met hoogstens hier en daar een frivole schrijver, een rare politicus, een twijfelachtige journalist, een onvoorspelbare kunstenaar. Dat zijn de mensen die ik volg, mensen van wie je redelijke discussies verwacht. Maar wat blijkt? Goed debatteren is een grote kunst, en als het erop aankomt, als de diepste emoties in het spel komen, kunnen ook keurige, hoogopgeleide, christelijke mensen er niet veel van.
Misschien komt het door de Twitteromgeving, dat menigeen op de dieptepunten van woede, teleurstelling en verdriet zomaar verleid wordt tot het gebruik van woorden die hij of zij in werkelijkheid niet zomaar in iemands gezicht zou zeggen: ”knettergek”, ”hypocriet”, ”ziek”, ”ga toch koken mens”, ”wat een hysterisch geschreeuw”, ”stelletje idioten”. Enzovoort.
Oké, ik snap best dat je het met sommige dingen heel erg níét eens bent. Dat je even heel boos kunt worden als minister Van Engelshoven haar zoveelste wilde plannetje over genderneutraal speelgoed dropt. Of heel teleurgesteld als de boeren voor de zoveelste keer gepakt dreigen te worden. Of woedend bij het nieuws over de zoveelste steekpartij. En dat je dan je gemoed moet luchten. Maar op Twitter leest iedereen mee – en scheldwoorden hebben bepaald geen overtuigingskracht.
Je kunt meningsverschillen ook subtieler benaderen door je op te stellen als een o zo redelijk iemand die alleen op basis van argumenten wil discussiëren. Maar intussen kun je wel degelijk venijnig proberen de ander naar beneden te duwen. Zomaar wat voorbeelden, uit het leven gegrepen: „Dat riedeltje ken ik nu wel”, „Wees eerlijk, je wilt toch gewoon je gelijk halen?” „Je toon helpt in elk geval niet mee”, „De enige die op de man speelde was jij”, „Je bent snel met oordelen”, „Zo heeft het weinig zin om iets te zeggen, Wim.”
Alleen al het gebruik van zo’n voornaam aan het eind van de zin, als je middenin een meningsverschil zit… Daarmee pak je de bovenpositie, alsof je de meester bent die een ondeugende leerling tot de orde roept. Ook een mooie: „Ik ben er wel klaar mee, einde discussie” – de slimste manier om jezelf als heel redelijk neer te zetten en de ander als iemand die maar eindeloos doorruziet. Terwijl je intussen tóch gauw het laatste woord pakt, want dat is belangrijk in zulke hanengevechten.
Misschien is dat verhitte debatteren voornamelijk een mannending –denk aan vechtende jongetjes op het schoolplein– en moet je dat als toeschouwer maar gewoon laten gebeuren. Maar soms krijg ik de onweerstaanbare drang om in de moederrol te schieten en te vragen „Jongens, moet dat nou zo?” Of, als het heel erg wordt, om ze virtueel met de eigenwijze koppen tegen mekaar te slaan. Maar ook daar moet je mee oppassen. Voor je het weet ben jíj degene die het gedaan heeft. Niets is immers zo irritant als iemand die zich, vanaf superieure hoogte, met zaken komt bemoeien die hem of haar niets aangaan.
Eén ding is duidelijk: mensen ervaren het als heel kwetsend als ze verkeerde bedoelingen krijgen toegeschreven, als hun geloofwaardigheid in twijfel wordt getrokken, of als gesuggereerd wordt dat ze geen christen kunnen zijn als ze bepaalde (kerk)politieke standpunten aanhangen. En dat is begrijpelijk, want met zulke opmerkingen ”ad hominem” gaat het niet langer over de inhoud van de discussie, dan gaat het ineens over iemand zélf, over zijn integriteit, zijn geloof, zijn goede bedoelingen, zijn eer. En daar heb je maar af te blijven, als je een meningsverschil uitvecht. Ook als je écht gelijk hebt.
Dit is de start van een vierwekelijkse rubriek.