Ball verklaarde woensdag dat tijdens de NAVO-bombardementen op Joegoslavië, van maart tot juni 1999, de Servische politie en het Joegoslavische leger zeker 4400 Kosovo-Albanese burgers hebben gedood. Het gaat hierbij om een absoluut minimumaantal van individueel met naam gedocumenteerde gevallen. De Amerikaanse deskundige heeft alles gedaan om dubbeltellingen uit te sluiten. Zo is gekeken of iemand nog apart op een vermistenlijst staat die al uit een massagraf is opgegraven.

Daarnaast zijn er ongedocumenteerde doden, bijvoorbeeld als hele gezinnen zijn uitgemoord. Dat aantal is uiteraard niet met zekerheid vast te stellen. Op basis van schattingen en met behulp van statistische methodes komt Ball op een geschat totaal aantal doden van 9002 tot 12.122.

Ball heeft ook onderzocht wat de gigantische vluchtelingenstroom van honderdduizenden Kosovo-Albanezen op gang bracht tijdens de NAVO-bombardementen. Daar worden verschillende verklaringen voor gegeven. Volgens de NAVO werden de etnische Albanezen op de vlucht gejaagd door Servische agenten en Joegoslavische (para)militairen.

Volgens Milosevic vluchtten de Kosovaren juist voor de bommen van de NAVO. Ook is gesuggereerd dat het Kosovo Bevrijdingsleger (UCK) de eigen mensen zou hebben verdreven om de NAVO-acties uit te lokken, of dat de burgerbevolking op de vlucht sloeg voor gevechten tussen UCK en Serviërs.

Ball heeft per plaats onderzocht op welke momenten er bijzonder veel Kosovaren op de vlucht sloegen. Daarbij valt op dat de Kosovaren juist vaak voor en niet na de NAVO-bombardementen op de vlucht sloegen. Aangezien de oorzaak vooraf hoort te gaan aan het gevolg, zo merkte Ball fijntjes op, is het „hoogst onplausibel” dat de NAVO-bombardementen de oorzaak waren van de massale vlucht.

Milosevic heeft duidelijk geen hoge pet op van de eerste getuige-deskundige die in zijn proces is opgeroepen. „Statistici kunnen met statistieken alles bewijzen”, aldus de ex-president. Hij zette het kruisverhoor donderdag voort.