Vitaal en met pensioen: wat te doen?
Stuk voor stuk waren het enthousiaste verhalen: de 36 ouderen die dit jaar aan het woord kwamen in de rubriek Doorgaan. Ze mogen met pensioen maar werken gewoon door. Hoe gewenst is dat nu? Voor de economie, voor de maatschappij, voor de mensen zelf?
Heerlijk vindt hij het. Maandag en dinsdag werkt Albert Hakvoort (68) bij de Visserijcoöperatie Urk. Hij repareert er netten en doet allerlei voorkomende werkzaamheden. „Ik ben nog gezond en mag het werk graag doen.”
Hakvoort ging met pensioen toen hij 65 jaar en zes maanden oud was. „Ik was 16 toen ik ging vissen. Dat werk heb ik 37 jaar lang gedaan. Daarna kreeg ik een aanbod om aan wal te komen werken. Dat heb ik nog twaalf jaar gedaan, waarvan de laatste negen jaar bij de coöperatie.”
De oud-visserman was blij dat zijn werkgever vroeg of Hakvoort na zijn pensioen nog een paar dagen wilde blijven werken. „Anders zou ik behoorlijk in een gat vallen. Nu heb ik nog veel sociale contacten via mijn werk. Ook ben ik veel bezig met genealogie van de Urker bevolking. Het is fijn om een goede daginvulling te hebben.”
Daarnaast is een beetje extra inkomen naast de AOW welkom. „Als visserman moest je zelf een pensioen opbouwen. Dat lukte niet altijd even goed. Nu komt er wat extra’s binnen waarvan we nog dingen kunnen doen, zoals een vakantiereisje en dat soort dingen.”
Hakvoort is bepaald niet de enige in Urk die nog werkt na zijn 65e. „Eigenlijk doet iedereen het die nog gezond is. Mijn broer van 71 werkt nog anderhalve dag, mijn andere broer is 75 en die werkt ook twee dagen. Het zit in de mentaliteit van de Urkers, denk ik.”
Gat
Hakvoorts verhaal komt in grote lijnen overeen met de 35 andere 65-plussers die aan het woord kwamen in de rubriek Doorgaan. Dat ”niet in een gat willen vallen” komt vaak voorbij. „Thuis zitten, dat is niets voor mij”, zegt bijvoorbeeld Wim Verolme (68). Sjoerd Bakker (78) vertelde: „Thuis loop ik mijn vrouw maar voor de voeten. Als ik te lang binnen zit, vraagt ze: „Moet je niet weg vandaag?””
De drang om aan het werk te blijven kan ook zo sterk zijn dat een 65-plusser amper aan ontspanning toekomt. De vrouw van de 80-jarige schilder Wim Deurlo ziet haar man overdag zelden. ’s Winters vindt ze het prima maar ’s zomers zou ze best wel eens een dagje samen weg willen. „Daar hebben we tenslotte de leeftijd voor.”
Grens
De grens tussen werken en met pensioen gaan is in Nederland veel te scherp, vindt prof. dr. Govert Buijs, politiek filosoof aan de Vrije Universiteit Amsterdam. „Geen wonder dat mensen ertegen opzien om met pensioen te gaan. Een bankdirecteur zei eens tegen mij: de dag voordat ik met pensioen ging, was mijn handtekening nog drie miljoen waard, de volgende dag niets meer.”
In de reformatorische wereld valt het ”in een gat vallen” nog wel mee, denkt Buijs. „Veel vitale pensionado’s hebben een nevenactiviteit. Of ze worden daar –bijvoorbeeld door de kerk– voor gevraagd zodra ze met pensioen gaan. Ook hebben velen een baantje in deeltijd. Maar als dat niet zo is, zou de pensionering ook zomaar het begin kunnen zijn van eenzaamheid.”
Buijs pleit daarom voor een veel geleidelijker overgang van werk naar pensioen. „Nu sleept iemand met zwaar werk zich al hijgend naar het pensioen toe. En iemand met lichter werk vindt het jammer om er mee te moeten stoppen. Dat kan flexibeler.”
Het artsenechtpaar Herman en Ans Koning –75 en 69 jaar oud– vindt net als Buijs dat mensen de keuze moeten hebben om wel of niet door te gaan. „Maak onderscheid per beroep. Fysiek belastend werk, zoals van een stratenmaker, houd je veel minder lang vol dan een kantoorbaan.”
Ook schoenmaker Jan van Hof (77) vindt het „van de zotte” dat mensen verplicht worden om met pensioen te gaan bij een bepaalde leeftijd. „In het pensioenstelsel zou er plaats moeten zijn voor uitgebluste werknemers die na onderzoek eerder met pensioen kunnen gaan. Wellicht kan dat betaald worden uit de extra belastinginkomsten van degenen die na hun pensioenleeftijd betaald werk blijven doen.”
Maatschappij
Hoogleraar Buijs stelt voor om de hele levensfase van 60 tot 75 jaar anders in te richten. „Iemand van 60 gaat al minder werken, maar wordt bijvoorbeeld een dagdeel maatschappelijk actief. Hij of zij gaat lichte ondersteunende werkzaamheden verrichten in bijvoorbeeld de zorg of het onderwijs. Daar schreeuwen ze om mensen.”
Het idee van Buijs is dat naarmate de mensen ouder worden, ze minder dagen voor een salaris werken, maar meer maatschappelijk dienstwerk doen. „Dat lost het probleem van ”in een gat vallen” op, maar ook het probleem van de toenemende vergrijzing. We gaan nu onherroepelijk vastlopen in de zorg. Door mensen vanaf hun 60e jaar al mee te laten helpen in de zorg voor 75-plussers, kunnen we dit probleem deels oplossen.”
Dat maatschappelijk dienstwerk heeft wat Buijs betreft ook een verplicht karakter. „Koppel de AOW-uitkering eraan. Alleen wie zich nuttig maakt voor de maatschappij, krijgt zo’n AOW-participatieloon. Pas als mensen 75 jaar worden, of niet meer vitaal zijn, kan die verplichting eraf.”
Buijs is het niet eens met ouderen die zeggen dat ze van een welverdiend pensioen genieten en dus niets meer hoeven te doen. „Dat zij vitaler zijn en langer leven, hebben ze onder andere te danken aan de toegenomen kwaliteit van de gezondheidszorg. Daar kunnen ze best iets voor terugdoen in de vorm van een maatschappelijke dienstplicht.”
De Amsterdamse hoogleraar vindt bij de geïnterviewden voor de rubriek Doorgaan bijval. CDA-Kamerlid Lenny Geluk-Poortvliet (76) zei bijvoorbeeld: „Van de meisjes die nu geboren worden, wordt de helft naar verwachting zeker 100. Het is nu al een vraag wie straks voor de groeiende groep ouderen moet zorgen.” In haar ogen kunnen ouderen van 70 nog prima wat betekenen voor mensen die bijvoorbeeld 20 jaar ouder zijn.”
Maaike van Breugel heeft bijvoorbeeld een nulurencontract in de thuiszorg. Voorlopig denkt ze niet aan ophouden. „Zolang mijn gezondheid het toelaat, blijf ik het doen. Maar als een jongere werknemer solliciteert, sta ik met liefde mijn plaats af.”
Voordeel
Ook Jan Schreuders, coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij Reformatorische Maatschappelijke Unie (RMU), ziet het doen van zorgtaken en vrijwilligerswerk als een voordeel van tijdig stoppen met werken. Andere argumenten die daarvoor pleiten zijn volgens hem: „Opgedane levenswijsheid kan in alle rust buiten de hectiek van een baan worden gedeeld met en overgedragen op jongeren. Stoppen met werken zou latere medische problematiek en de bijbehorende kosten kunnen voorkomen.”
Met net zoveel recht kan Schreuders echter argumenten noemen die juist pleiten voor al dan niet parttime doorwerken. Zoals: „Ervaring en kennis van jouw vakgebied kan op de jongere generatie worden overgedragen. Je blijft geestelijk en lichamelijk fit.”
Doorwerken is in ieder geval op korte termijn het beste voor de economie, denkt Schreuders. „Langer doorwerken betekent immers dat je gedurende langere tijd een hoger besteedbaar inkomen hebt. En dat je dus meer kunt consumeren. Hoe meer geld mensen kunnen uitgeven aan consumptie, des te beter de economie draait. Daarbij komt dat langer doorwerken voor de overheid ook meer belastinginkomen betekent, dat weer aan collectieve uitgaven kan worden besteed.”
Als Schreuders naar de lange termijn kijkt, wordt de vraag lastiger. „Het langer doorwerken van ouderen kan dan effecten hebben die we nu nog moeilijk kunnen voorzien. Ook zijn er factoren die niet met cijfers te meten zijn. Bijvoorbeeld: wat is het behoud aan ervaring waard voor de economie? Maar, aan de andere kant: hoe zit het met de arbeidsproductiviteit van de ouderen?”
Tropenarts Koos van der Burgh (67) vindt de hele pensionering maar niets. „Ons leven is niet van ons maar van God. Dus waar haal ik het recht vandaan om te zeggen: ik stop ermee en ga vakantie houden?”
Vitaal en met pensioen: wat te doen?
Steeds meer 65-plussers doen betaald werk, bleek eind vorige maand uit cijfers uit de Enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS. Waren er in 2003 nog 75.000 werkende 65-plussers, in 2018 was dat aantal gegroeid naar 255.000. Daarvan hebben er 88.000 de leeftijd der sterken bereikt: ze zijn 70 jaar of ouder.
Deels komt die toename door de vergrijzing van de bevolking: er zijn simpelweg meer ouderen van 65 jaar of ouder. Het totaal aantal 65-plussers nam sinds 2003 met bijna de helft toe, van 2,1 miljoen naar 3,2 miljoen.
Belangrijker is de geleidelijke verhoging van de leeftijd waarop Nederlanders het basispensioen ontvangen via de Algemene Ouderdomswet (AOW). Vorig jaar is die leeftijd gestegen naar 66 jaar. Gevolg is dat de gemiddelde leeftijd waarop men met pensioen gaat, is gestegen van 61 jaar in 2006 tot 65 jaar in 2018.
Vier van de tien pensioengangers was vorig jaar 66 jaar oud, twee op de tien was 65. Het percentage mensen dat stopte met werken en 67 jaar of ouder was lag vorig jaar op 7,6 procent, in 2006 was dat slechts 2,6 procent.
Werkende 65-plussers hebben in toenemende mate een vaste baan. Het percentage flexibele werknemers en ook het percentage zelfstandigen nam de laatste jaren juist af bij de 65-plussers die nog op de arbeidsmarkt actief zijn.
Onder 65- tot 70-jarigen zijn mensen met een baas inmiddels in de meerderheid. De meeste 70-plussers met betaald werk zijn werkzaam als zelfstandige, in verreweg de meeste gevallen zonder personeel. Zij werken ook relatief vaak in een kleine deeltijdbaan.
In 2018 gingen werknemers in de zorg, energie, overheid en onderwijs gemiddeld het jongst met pensioen: rond 64 jaar en 6 maanden. In de bedrijfstak overige dienstverlening en agrarische sector was de pensioenleeftijd gemiddeld het hoogst, respectievelijk 66,5 jaar en 66 jaar.