Echte vrijheid
Galaten 5:1
„Staat dan in de vrijheid met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen.”
Indien de Kenieten gelukzalig geprezen worden omdat ze zo nabij de Semieten woonden (Numeri 24:21), hoeveel gelukzaliger zijn dan de Jafethieten, die in Sems tenten zelf wonen, en met de uitverkoren Semieten één lichaam uitmaken, waarvan Jezus Christus, de God van Sem in het vlees en tent van het lichaam uit Sem geopenbaard, het Hoofd is! De Jafethieten zijn nu door hun wonen in Sems tenten geworden „licht in de Heere” (Efeze 5:8). En „mede-erfgenamen, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten van Zijn belofte in Christus door het Evangelie.” Aan hen is bekendgemaakt „de onnaspeurlijke rijkdom van Christus en de veelvuldige wijsheid Gods” (Efeze 3:6,8 en 10).
O, laat ons, Jafethieten, die zo’n genade van in Sems tenten te wonen zijn deelachtig geworden, trachten te staan „in de vrijheid waarmee Christus ons” (de God van Sem, in het vlees geopenbaard) „vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen” (Galaten 5:1). Laat ons niet wederom uit de tenten gaan, tot de dienstbare stad en tastelijke berg Sion, en met handen gemaakte tempel en altaar, maar trachten door het geloof in deze vrijheid te blijven staan.
Fridericus Ragstat à Weille, predikant te Spijk (”Noachs profetie”, 1685)