Verpieterde kerken in het gevangenisdorp Veenhuizen
De straten zijn lang en recht, de huizen grauw, de muren en de getraliede hekken hoog. Dit is Veenhuizen, het gevangenisdorp in Drenthe. De Nederlandse staat wil af van dit dorp achter prikkeldraad.
Veenhuizen, in het veengebied tussen Assen en Norg, staat bekend als gevangenisdorp. In het begin van de negentiende eeuw werden hier wezen, bedelaars, klap- en landlopers, en dak- en thuislozen opgevangen. Zo’n 100.000 mensen zijn hier heropgevoed en bijgestuurd van uitschot tot nuttige burgers.
In 1875 kreeg het dorp de status van justitiële inrichting. Nu staat een derde van het gevangenisdorp in de stille verkoop. Op funda.nl is niets te vinden, toch wil het Rijksvastgoedbedrijf tachtig historische monumenten uit het dorp afstoten, waaronder dienstwoningen, het gevangenismuseum, de bierbrouwerij en de kerken.
Rooms-katholieke kerk
Langs de Kerklaan staan de beide kerken van Veenhuizen. De rooms-katholieke kerk is veruit de grootste. De voorgevel is enorm. De hoofdingang wordt omlijst met gebeitelde woorden: ”Soli Deo Gloria”. Sinds 2014 wordt hier niet meer de mis opgedragen want er zijn weinig rooms-katholieken meer in Veenhuizen. Al vijf jaar staat de kerk te verpieteren.
Met een enorme sleutel opent Kees Timmerman, vrijwilliger van het gevangenismuseum, de kerkdeur. Binnen is de stilte beklemmend. Hier en daar hangt een vergeten crucifix aan de muur. Wijwaterbakjes bij de deuren staan droog. In het middenschip ligt een verschoten loper en in het koorgedeelte ligt een tafel op z’n kant. Een eeuw geleden zaten hier 800 parochianen naar meneer pastoor te luisteren. De kussens liggen nog in de banken. Nu heeft geen mens er nog wat te zoeken.
De kerk is gewijd aan Hiëronymus Aemilianus, de beschermheer van alle stumperds en verschoppelingen.
Concertgebouw
Timmerman (gepensioneerd geschiedenisdocent) is bezorgd over de toekomst van deze kerk. „Het Rijksvastgoedbedrijf zoekt al vijf jaar naar een nieuwe bestemming van dit gebouw. Er is wel aan gedacht om er een concertgebouw van te maken, of een toneelzaal, maar bij een bevolkingsdichtheid in deze regio van nul komma niks is dat natuurlijk niet realistisch. Het gebouw slopen is ook geen optie, want het is een rijksmonument. Er zijn plannen geweest om er een bierbrouwerij in te vestigen. Je moet er toch niet aan dénken!”
Boven het halfronde koor bevindt zich een imposante plafondschildering van de hemelvaart van Christus. De discipelen staan hun Meester na te staren totdat Hij op ooghoogte uit het zicht verdwijnt. Door de lucht vliegen acht engelen. Cherubijntjes tonen de tekst: „Verheugt U naarmate ge deel hebt aan het lijden van Christus, opdat ge ook blijde moogt juichen als hij in zijn glorie verschijnt” (1 Petr. 4:13).
Op de kerkvloer staat ergens een verdwaald tweeklaviers pedaalharmonium, waarvan de klep niet open kan. Op het oksaal bevindt zich een theaterorgel van de firma Standaart, ooit gebouwd voor de stadsschouwburg van Tilburg.
Timmerman, met een brede armzwaai het hele gebouw omvattend: „Dit is een portie teloorgang van heb ik jou daar.”
Koepelkerk
Aan de overkant van de Kerklaan bevindt zich de protestantse Koepelkerk. Onder de bomen staan twee urinoirs, beide behorend tot het historisch erfgoed van het dorp. Op een houten bord naast de hoofdingang van de kerk is geschreven: ”Prot. Gem., dienst 09.30 uur”.
De kerk, in 1826 gebouwd als waterstaatskerk, is achtkantig en is opgebouwd rond acht zuilen. Aan het koepeldak hangt één grote kroonluchter. De kerk is nog in gebruik door de bewoners van Veenhuizen. Zondags komen er hooguit nog twintig, dertig mensen naar de kerk.
Timmerman: „Vroeger waren landlopers en gevangenen verplicht om op zondag een kerkdienst bij te wonen. Het maakte niet uit of je naar de pastoor ging, naar de dominee of naar de rabbijn, je moest een godsdienstoefening bijwonen. De landlopers en de bedelaars zaten hier niet voor straf, maar om te genezen. Daarom werden ze ‘verpleegden’ genoemd.”
Hij wijst naar de galerij links van het orgel, en naar de hoek eronder, en zegt: „Dáár zaten ze. Echte Veenhuizenaren gingen daar dus niet zitten.”
Gevangenen vonden het trouwens geen drama om op zondagmorgen naar de kerk te moeten, anders zaten ze de hele dag toch maar achter de muren. Nu hadden ze tenminste nog een tochtje met de boevenbus.
Gereformeerde boerenzoons
In Veenhuizen wonen weinig kerkgangers meer. Maar het dorp was van huis uit wel zeer religieus, zegt Timmerman. „Mensen die ervoor kozen om voor landlopers te zorgen, deden dat vaak vanuit een religieuze achtergrond. Het gezag van de overheid was voor hen niet zomaar iets. Dat was door God ingesteld. Veel gereformeerde boerenzoons kwamen om die reden naar Veenhuizen.”
Veenhuizen is eensgezind bezorgd om de beide kerken van het dorp. „Wat dat betreft is dit een echt Drents dorp”, zegt Timmerman. „Er gaan bijna geen mensen meer naar de kerk, maar als de kerktoren dreigt om te vallen, schuift ieder gezin honderd euro, want de kerk is van het hele dorp. De mensen zien de kerk nooit meer vanbinnen, maar zijn gehecht aan het gebouw en de geschiedenis ervan.”
Verdraagzaamheid
Grauwe huizen staan in strakke rijen langs de weg. Veel daarvan dragen diepe spreuken op de gevel: ”Levenslust”, ”Vrede en recht”, ”Werk en bid”, ”Huis en haard”. Het huis van de dominee had ook een spreuk: ”Geestkracht en zegenrijk”.
Ds. Germs, dominee van klap- en landlopers
Veenhuizen heeft een straat genoemd naar de hervormde predikant W. E. P. Germs. Hij was van 1907 tot 1945 predikant van het gevangenisdorp. Ds. Germs had hart voor zijn kerkgangers. Hij begreep tenminste hoe lastig het was voor een ex-gedetineerde om als een fatsoenlijke mens terug te keren in de samenleving. Een van de eerste dingen die hij in Veenhuizen deed, was het oprichten van een plaatselijke afdeling van het Nederlands Genootschap tot Reclassering. Heropvoeding had in zijn ogen geen nut als de nazorg ontbrak.
De gevangenen hielden veel van de predikant. Toen ds. Germs 65 jaar werd, droegen ze voor hem een gedicht voor. Het eerste en het laatste couplet luidden zo: „Ied’re gast in dit hotel, kent zeker onze predikant: die kleine man met grijze baard, wiens hart steeds voor ons brandt. (…) Wij zullen nooit vergeten, dezen goeden, edelen mens, dat God hem lang mag sparen, is zeker onze wens.”
Tijdens een preek op Hervormingsdag 1939 zei ds. Germs opeens: „Maar, wat is nu het ware geloof?” Waarop een gestrafte toehoorder riep: „Het rooms-katholieke, dominee.” Het kwam de man acuut op achttien dagen celstraf te staan, wegens verstoring van de eredienst.
Wessel Enno Pieter Germs werd in 1878 geboren in Avereest en werd in 1904 in Gasselt in het ambt van predikant bevestigd. Drie jaar later werd hij geestelijk verzorger in Veenhuizen. Op 1 december 1945 ging hij met emeritaat. Hij overleed in 1970.