L. Vogelaar: Steeds op zoek naar nieuwe puzzelstukjes
Een encyclopedie voor de kleine kerkgeschiedenis. Zo typeert redacteur L. Vogelaar de serie ”In Koninklijke dienst”, waarvan het laatste deel onlangs verscheen. Het project is afgerond, maar het onderzoek staat niet stil.
Nee, de levensschetsen in de serie ”In Koninklijke dienst” zijn geen stichtelijke biografieën, benadrukt Vogelaar, redacteur bij het Reformatorisch Dagblad en diaken in de gereformeerde gemeente te Scherpenzeel. „Dat is een ander genre. Deze boeken zijn bedoeld als naslagwerk voor geïnteresseerde gemeenteleden en mensen die zich bezighouden met de kleine kerkgeschiedenis. Dat neemt niet weg dat in een groot aantal levensschetsen wel over geestelijke ervaringen wordt geschreven. Zeker bij voorgangers uit vroeger tijd zijn daarover soms echter geen gegevens bekend.”
De serie is een vervolg op de vijfdelige reeks ”Predikanten en Oefenaars” uit de periode 1988-1999. Ook de nieuwe serie bevat levensbeschrijvingen van voorgangers uit de (Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland), uit gemeenten van ledeboerianen en kruisgezinden, uit vrije gemeenten in Nederland en Nederlandse emigrantenkerken in Noord-Amerika. „De bandbreedte van predikanten is ongeveer hetzelfde”, aldus Vogelaar. „Nieuw is wel dat ik ook levensbeschrijvingen van evangelisten heb toegevoegd.”
Vogelaar schreef dertig jaar geleden zijn eerste boek, over 150 jaar gereformeerde gemeente in Benthuizen. Het verzamelen en vastleggen van materiaal –„in multomappen”– doet hij van jongs af aan. Uit interesse. Al voegt hij er direct aan toe dat hij ook een Bijbelse drijfveer heeft om artikelen en boeken te schrijven op het terrein van de kleine kerkgeschiedenis. „Er zit natuurlijk ook iets in van Psalm 78, over het doorvertellen wat de Heere heeft gedaan. En in de Hebreeënbrief staat: „Gedenkt uwer voorgangeren, die u het Woord Gods gesproken hebben.””
De levensschetsen bevatten niet alleen „de mooie verhalen” uit de levens van de predikanten en oefenaars. „Het gaat ook over roerige perioden uit iemands leven. Ook dat is leerzaam. Het laat zien dat de Heere de kerk in stand houdt, ondanks alle menselijke fouten. Die fouten allemaal weglaten geeft geen eerlijk beeld, al hoef je nu ook weer niet alles te vermelden.
Wat dat betreft, lijkt er meer openheid te zijn dan een jaar of dertig geleden. Het onderzoek van dr. E. G. Bosma vind ik daarvan een goed voorbeeld. Het handelen van bepaalde predikanten tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt daarin niet verzwegen.”
Hoe komt u aan de informatie die u nodig hebt voor het maken van levensschetsen?
„In archieven van gemeentehuizen ligt veel genealogische informatie over personen opgeslagen. Kerkelijke gemeenten hebben notulenboeken. Daarnaast is er vaak in familiekringen informatie te verkrijgen.
Vroeger moest je daarvoor veel op pad; je reed soms van gemeentehuis naar gemeentehuis. Internet ontsloot een schat aan gegevens, die veel gemakkelijker te vinden zijn. Dat geldt zowel genealogische informatie –al moet je die zorgvuldig natrekken vanwege verschillen die je tegenkomt– als digitale platforms zoals Delpher en Digibron.”
Hoe volledig is de informatie die u in het boek geeft?
„Het verschilt per persoon hoe uitgebreid de levensschets is. Van sommigen hebben we niet veel meer dan wat genealogische gegevens, terwijl van anderen veel meer bekend is. Er is helaas veel informatie verloren gegaan. Maar het is mij bijvoorbeeld ook opgevallen dat in de periode rond 1900 in Noord-Amerika meer informatie werd vastgelegd in notulenboeken dan in Nederland het geval was. Er is door het onderzoek in Noord-Amerika informatie over Nederlandse predikanten aan het licht gekomen die ik hier niet heb kunnen vinden.
De meeste schetsen zijn puzzels die steeds completer worden. Vaak wordt de tekst uiteindelijk langer dan je van tevoren had verwacht.”
Bijna de helft van het derde deel bestaat uit aanvullingen op de serie ”Predikanten en Oefenaars”.
„Soms blijken er na verloop van tijd meer puzzelstukjes te zijn. De laatste aflevering uit die serie verscheen eind jaren negentig. Sindsdien is er meer materiaal gevonden. Neem bijvoorbeeld een van mijn voorvaderen, oefenaar A. van der Spek. Van hem was lange tijd maar één foto beschikbaar. Onlangs werd een tweede foto gevonden. Van anderen is voor het eerst een foto ontdekt. Die zijn opgenomen in de aanvullingen. Of ds. A. van Dijke en ds. J. de Rooij, over wie door het onderzoek in Noord-Amerika veel meer bekend is geworden, ook uit de jonge jaren, dan we voorheen wisten.”
Ligt het dan niet toch voor de hand dat er op termijn een vierde deel van de serie komt?
„Ik beschouw deze serie boeken nu als een afgerond project. Al staat dit soort onderzoek nooit stil en is het dus niet uitgesloten dat er in de toekomst een vervolg komt. Je ontdekt soms nieuwe feiten of nieuw onderzoeksmateriaal. En er komen ook nieuwe namen bij. In de afgelopen maanden zijn onder anderen ds. P. Blok, ds. H. Molendijk en ds. H. Paul overleden, van wie een levensbeschrijving ook in een eventueel vervolg zou kunnen worden opgenomen.”
In Koninklijke dienst, deel 3. Predikanten, oefenaars en evangelisten, L. Vogelaar (red.); uitg. De Banier; 312 blz.; € 23,95