Al–Sistani, de invloedrijke Iraakse ayatollah
Ali al–Sistani, die woensdag terugkeerde in Irak na een medische ingreep in Londen, is een van de meest gerespecteerde leiders van de Iraakse sjiitische gemeenschap. Traditioneel zijn sjiieten verplicht een leider binnen de geestelijke hiërarchie te kiezen wiens religieuze opinies (fatwa’s) zij volgen. Bovendien ontvangt de godsdienstgeleerde een financiële bijdrage van zijn volgelingen.
Samen met drie andere grootayatollahs uit Najaf vormt de 73–jarige al–Sistani de belangrijkste religieuze autoriteit. Hij wordt als de primus inter pares van de groep beschouwd. Om hun positie tegen jonge radicale geestelijken als de opstandige, ongeveer veertig jaar jongere Muqtada al–Sadr te beschermen gaf hij een fatwa uit waarin staat dat leken alleen uit het kwartet een ’bron van navolging’ mogen kiezen.
Al–Sistani vindt dat de invloed van religie op de politiek beperkt moet zijn. Hier ligt ook de bron van het conflict met een jongere generatie geestelijken, zoals de anti–Amerikaanse al–Sadr. Al–Sadr eist het vertrek van de Amerikaanse troepen en de stichting van een islamitische republiek.
De wortels van het geschil met Muqtada al–Sadr gaan verder terug in de geschiedenis. Al–Sistani betwistte met diens vader, Mohammed Sadiq al–Sadr, het leiderschap van de sjiitische gemeenschap. Zijn rivaal stond voor een actievere politieke opstelling. De Iraakse ex–dictator Saddam Hussein liet Sadiq al–Sadr daarom in 1999 met een aanslag om het leven brengen.
Om de positie van al–Sistani te ondermijnen wijst de jonge garde geestelijken ook steevast op zijn Iraanse herkomst. Al–Sistani werd op 4 augustus 1930 geboren in Mashad. Hij mag zich volgens een naaste medewerker van al–Sadr niet in de politiek mengen omdat hij geen Irakees is. „Hij is geen Iraaks staatsburger, hij heeft Iraanse papieren."
De gespannen sfeer bereikte in april vorig jaar een climax. Toen werd in een moskee in Najaf een geestelijk leider die net uit ballingschap was teruggekeerd, door een woedende menigte vermoord. Die trok daarna op naar het huis van al–Sistani. Volgelingen van de grootayatollah maakten een eind aan de belegering. Al–Sadr ontkende alle betrokkenheid, maar anderen menen dat hij in beide incidenten een sleutelrol speelde.
Al–Sistani heeft zich direct na de val van Saddam Hussein op de achtergrond gehouden, maar hij bracht de Amerikanen later in een moeilijke positie door te eisen dat niet zij maar de Irakezen rechtstreeks een nieuwe tijdelijke regering zouden kiezen. Dat gebeurde uiteindelijk niet, maar er kwam de toezegging dat er verkiezingen komen in januari 2005.
Nu ziet al–Sistani zich geconfronteerd met een nieuwe crisis in Najaf waar al–Sadrs militie de heilige Imam Alimoskee al weken bezet houdt. Al–Sadr zou het gezag over het gebedshuis aan hem willen overdragen, maar een akkoord hierover is nog immer niet gesloten.