Actie nodig, zelfs als patiënt afzegt
Stel, iemand maakt een afspraak voor een spoedbezoek maar zegt die een uur later weer af. Mag een huisarts op een huisartsenpost dat voor kennisgeving aannemen? Of moet alles in het werk worden gesteld om te achterhalen waarom de patiënt niet komt?
Het leek het ei van Columbus: de huisartsenpost (HAP). Alle huisartsen doen bij toerbeurt een nacht-, avond- en/of weekenddienst en zijn zo gedurende enige uren waarnemers van collegae die intussen genieten van een welverdiende rust.
Hulpvragen die telefonisch binnenkomen worden beoordeeld door doktersassistenten (triagisten) die moeten inschatten of een bezoek aan de post echt noodzakelijk is. Lijkt van spoed geen sprake te zijn, dan volstaat de assistent met het opstellen van een zogenaamd waarneembericht. Zo’n krabbeltje, bedoeld voor de vaste huisarts, maakt duidelijk welke hulpvraag diens patiënt gedurende de avond, de nacht of in het weekend heeft geuit, zodat de arts de patiëntendossiers kan bijwerken voor hij weer aan zijn spreekuur begint.
Handtekening
Efficiënt, zou je zeggen, maar let op: ook voor die waarneemberichten dragen huisartsen verantwoordelijkheid. Ze moeten er hun (digitale) handtekening onder zetten en zo tot uitdrukking brengen dat ze het werk van de assistenten hebben gecontroleerd. Zo bekeken is dienst doen op zo’n post dus onbegonnen werk. Plotsklaps het aanspreekpunt zijn voor een veelheid van praktijken: hoe boks je het voor elkaar? Het wachten is dan ook op een tuchtklacht; van een patiënt die vindt dat een dienstdoend huisarts te vlot een handtekening onder een waarneembericht heeft gezet.
Vorige week gaf het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, de hoogste tuchtrechter, zijn eindoordeel in zo’n zaak. Een bijzonder droevige trouwens, over een bejaarde vrouw die ’s ochtends tegen half tien naar de huisartsenpost belde en nog dezelfde dag aan hartritmestoornissen overleed. De zaak in een notedop: de patiënte noemt als klachten pijn in de bovenarm en op de borstkas. De triagiste maakt daarop voor de zekerheid een plekje in de agenda vrij (”nog dezelfde dag om 12.00 uur”) en stelt een waarneembericht op over het gesprek. Ruim een uur later volgt een tweede telefoontje: de patiënte zegt het bezoek af. Dat gesprek resulteert in waarneembericht 2.
Als de huisarts bericht 2 op haar scherm krijgt, gaat ze eerst op zoek naar bericht 1 dat dan nog niet is ingevoerd. Daarin staat dus dat de patiënte klaagde vanwege pijn op de borst en zware bovenarmen. De triagiste die de mevrouw rond half tien te woord stond, zit niet op haar plek, maar haar collega weet te vertellen dat het bezoek is afgezegd. Dat loopt met een sisser af, zo concludeert de arts. Blijkbaar is de pijn gezakt. Ze autoriseert waarneembericht 1 en laat het er verder bij.
Een verantwoorde keus? De dochter van de vrouw vindt van niet. Ze legt de zaak aan de tuchtrechter voor, maar de regionale tuchtraad veegt haar klacht van tafel. Als de triagiste voldoende tijd heeft genomen voor een gesprek maar de patiënt vervolgens de afspraak afzegt, is het klaar, is de redenering, maar de hoogste tuchtrechter is het daar niet mee eens.
Hartfalen
In het eindoordeel staat dat de arts aan de hand van het eerste waarneembericht onder ogen had moeten zien dat er mogelijk sprake was van hartfalen. Als dat zo is, zo vindt het hoogste tuchtcollege, moet een arts op zijn minst proberen te achterhalen waarom een patiënt met klachten het doktersbezoek plots niet meer nodig vindt. De arts krijgt een waarschuwing opgelegd.
Dat uitgangspunt, neem het zekere voor het onzekere, is prijzenswaardig, maar tegelijkertijd ook wel heel erg streng. Moet de arts op de HAP voortaan ook nog patiënten gaan nabellen die hun afspraak afzeggen? Zoals gezegd, de uitspraak is nog vers, maar het zou helemaal niet gek zijn als hier en daar een arts zou verzuchten: Dat kan er ook nog wel bij!
In deze rubriek bespreekt redacteur Jakko Gunst een actuele medische tuchtzaak.