Buurtwacht van de Gouden Eeuw
Ze kwamen uit dezelfde buurt en bewaakten de orde in de stad. Waren de schutters op Rembrandts beroemdste schilderij de buurtwacht uit de tijd van voor WhatsApp?
Anderhalf dozijn mannen, wat kinderen en een hond trekken al ruim drie eeuwen jaarlijks meer dan 2 miljoen bezoekers naar Amsterdam. De schutters van Frans Banninck Cocq moesten de orde in de stad bewaken, maar lijken op ”De Nachtwacht” een janboel. Ze waren buurtwacht tegen wil en dank.
Het Amsterdam van 1642 is nog niet de wereldstad zoals we die nu kennen. Toch ontbreekt het de stadsbestuurders niet aan ambitie. Zij grijpen elke gelegenheid aan om hun stad op de kaart te zetten. In vergelijking met het achterland is de grachtengordel dan ook goed ontwikkeld. De Vereenigde Oostindische Compagnie floreert, de Tulpenmanie van 1637 zakt inmiddels naar de achtergrond en van heinde en verre komen handelslui om zaken te doen. Er is, kortom, genoeg te doen in de stad. De vele bezoekers brengen hun eigen dynamiek mee, maar bieden ook een goede dekmantel voor rovers en gauwdieven. Tel daarbij op het gebrek aan verlichting en veiligheid en het is duidelijk: er zijn mannen nodig die bij nacht en ontij de orde op straat bewaken. WhatsApp is er nog niet, en dus is handhaving bij uitstek een taak voor de schutterijen. De schutters vormen het officiële stadsleger en zijn verantwoordelijk voor de verdediging. In tijden van vrede doen ze dienst als oproerpolitie en burgerwacht. Daarmee lijken hun taken veel op die van de moderne buurtwacht.
De orde in burgerwijk II wordt gehandhaafd door de schutters van Frans Banninck Cocq. Hun territorium strekt zich uit van het Damrak in het oosten tot de Singel in het westen en van de Onze Lieve Vrouwesteeg in het noorden tot de Torensteeg in het zuiden. Het is niet de eerste de beste wijk, weet hoogleraar Gabri van Tussenbroeck van de Universiteit van Amsterdam. In ”Amsterdam en de Nachtwacht. De mannen op het meesterwerk van Rembrandt” schetst hij het beeld van een buurt vol lakenproducenten, handelaren en andere zelfstandigen. Burgerwijk II kent onvermijdelijk ook minder gesitueerden, maar die spelen geen rol van betekenis. Zij kunnen geen aanspraak maken op burgerrechten en hebben hun handen vaak vol aan overleven.
Elitaire burgers
Kapitaal speelt, net als bloedbanden, een belangrijke rol in het Amsterdamse milieu van de 17e eeuw. Geld bepaalt nadrukkelijk de positie in het maatschappelijk leven. Wie geen burger is, is bijvoorbeeld uitgesloten van de schutterij. De schutterij is dan ook geen goede afspiegeling van het stadsleven. Ze vormt geen elitetroep, maar een troep elitaire burgers. Kom daar maar eens om bij de hedendaagse buurtwachten, waar rangen en standen niet tellen maar inzet alles is.
De schutterijen mogen dan het onderscheid tussen rijk en arm –tussen burgers en horigen–zichtbaar maken, ook intern worden de verschillen tussen rangen en standen niet weggepoetst. Welke functie wordt bekleed, is namelijk voor een deel afhankelijk van iemands maatschappelijke positie. Frans Banninck Cocq is schoonzoon van een extreem rijke burgemeester en dringt daardoor al op jonge leeftijd door tot het centrum van de macht. Willem van Ruytenburg –met zijn lichte pak met het geborduurde wapen van Amsterdam– komt niet uit de Amsterdamse regentenkring, maar wordt dankzij familiekapitaal al jong lid van de vroedschap – de ‘pool’ waaruit jaarlijks de burgemeesters van Amsterdam worden gekozen.
Slappe was
Toch hebben de andere leden van de schutterij geen reden om zich achtergesteld te voelen. Ze zitten misschien iets minder in de slappe was dan hun collega’s, maar hebben genoeg duiten om zich als stand te laten gelden. Variatie in banen is er, net als in de WhatsApp-buurtwacht, genoeg: de een is wijnhandelaar, de ander kruidenier en een derde makelaar. Vaandeldrager Jan Visscher Cornelissen is met een vermogen van ongeveer 2000 gulden –slechts 1 procent van de vermogens van de rijkste schutters in de wijk– dan wel de minst gefortuneerde van het stel, hij heeft geen enkele reden tot klagen. De minderbedeelden in burgerwijk II moeten het met slechts een fractie van zijn geld doen.
Overigens zijn niet alle schutters van even onbesproken gedrag. Sergeant Reijnier Engelen kreeg bijvoorbeeld al eens een boete omdat hij ongelood laken verkocht. Musketier Jan Claesz. Leijdeckers raakte failliet en bracht zijn gezin aan de rand van de afrond. De mannen van de nachtwacht vormen dan ook een bonte mix – een redelijke afspiegeling van de Amsterdamse bovenklasse en qua achtergrond vergelijkbaar met de WhatsApp-buurtwacht anno 2019.
Noodzakelijk kwaad
Om tuig en kruimeldieven in de kraag te kunnen grijpen, bekwamen de mannen zich in het schieten met musketgeweren, de zogenaamde couleuvrines. Vaste plek van samenkomst zijn de doelen, die al snel de Kloveniersdoelen worden gedoopt – naar de wapens die er worden gehanteerd. Daar oefenen de mannen hun schietvaardigheden. Netwerken en nieuws uitwisselen zijn echter niet minder belangrijk. De beschikking over eigen wapens en de eigen schietbaan zijn een privilege; mening buurtpreventieteam zou er jaloers op zijn.
Toch is er een contrast tussen de nachtwacht van toen en nu dát nog veelzeggender is. Ondanks hun levens vol geld, gezondheid en zeggenschap missen veel mannen van de Nachtwacht –en andere schutterijen in Amsterdam– het enthousiasme waarmee buurtwachten vandaag de dag de orde handhaven. Ze lopen hooguit twee keer per maand ’s nachts wacht, maar voor velen is dat een noodzakelijk kwaad en de prijs van hun burgerschap.
Aan het begin van de nachtdienst wordt appel afgenomen op de Dam. Daarna nemen de schutters hun intrek in verschillende wachthuizen. Nadat de stadspoorten zijn gesloten en de sleutels op het stadhuis zijn gebracht, begint een lange, saaie nacht. Appen met andere schutters is er niet bij; posten en schaduwen evenmin. Het leidt tot verveling – en soms tot drinkgelagen, die kunnen uitmonden in een vechtpartij. Zo romantisch als Rembrandt de schutters in 1642 portretteert, is het leven dus niet altijd. Zouden de mannen kunnen kiezen tussen de gesteven lakens en een piketdienst, dan kozen ze veelal het eerste.
De nachtelijke ontberingen worden echter goedgemaakt door het ceremonieel vertoon dat bij de schutterij hoort: schutters mogen speciale schutterskleding dragen en nemen drie keer per jaar deel aan een optocht door Amsterdam. Tijdens het jaarlijkse schuttersfeest kunnen ze bovendien hun schietkunsten demonstreren; de beste schutter mag zich schutterskoning noemen. Oplettende burgers moeten het 350 jaar later doen met een berichtje in de krant of een bedankje in de appgroep. Hun hondenwacht is onderdeel van een al even roemloos bestaan.
Tandeloos
Daarmee heeft de Amsterdamse elite die zich dankzij haar maatschappelijke positie een plekje als schutter kan veroorloven meer uiterlijk vertoon dan de hedendaagse WhatsApp-buurtwacht. De verschillen tussen de beroemdste buurtwacht ter wereld en de gemiddelde burgerwacht Anno Domini 2019 zijn dan ook groot. Toch is de wereld van de schutters van Frans Banninck Cocq er een van veel schone schijn. Het opvallendst is dat ‘zijn’ nachtwacht, die door Rembrandt werd geschilderd, nooit zo heeft bestaan.
Musketier Leijdeckers stierf twee jaar voordat Rembrandt zijn meesterwerk voltooide, koopman Jan van der Heede werd pas in januari 1641 burger van Amsterdam en luitenant Willem van Ruytenburch bracht het grootste deel van zijn tijd door in zijn buiten in Vlaardingen. Daardoor hebben de schutters van Frans Banninck Cocq nooit goed kunnen functioneren. Zo bezien is zelfs de tandeloze buurtpreventiegroep heden ten dage tot groter dingen in staat.