Kerkelijk pionieren op allerlei manieren
De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) heeft tegenwoordig niet alleen meer eeuwenoude dorpskerken en ‘gewone’ wijkgemeenten, maar ook ”kliederkerken” en ”pioniersplekken” in Vinexwijken. Vraag is wel of je in zo’n pioniersgemeente je kind kunt laten dopen. Onze oosterburen kijken intussen met belangstelling mee.
Ooit kende Nederland een volkskerk. In elk dorp en gehucht stond een hervormde kerk. De PKN heeft dat uitgangspunt in 2015 losgelaten. Veel gemeenten stierven immers letterlijk uit. „Dat is niet leuk, maar wel realiteit”, aldus oud-scriba dr. A. J. Plaisier.
De PKN heeft niet meer in elk postcodegebied een gemeente. Zij heet wel de kerk voor Nederland, maar is niet meer overal in Nederland. In de afgelopen jaren is de kerk gaan erkennen dat er witte vlekken op de kerkelijke kaart van Nederland ontstaan. Op die plekken kunnen mensen wel lid zijn van de Protestantse Kerk, maar niet van een plaatselijke gemeente. Simpelweg omdat die niet (meer) bestaat. Het kerkbestuur heeft afscheid genomen van het idee van de kerk als volkskerk. Hoewel de kerk er nog altijd voor iedereen is, is zij niet langer overal in de samenleving aanwezig, zo luidde de boodschap in 2015.
Het afscheid van de volkskerkgedachte was een van de reacties op de dalende ledenaantallen van de Protestantse Kerk. Jaarlijks neemt het ledenaantal af met bijna 60.000. Dagelijks verliest de PKN 150 leden. Onder hen bevinden zich leden die de kerk bewust verlaten, maar het dalend ledenaantal heeft ook te maken met het vergrijzende ledenbestand. Telde de PKN in 2004 nog 2,5 miljoen leden, eind 2018 waren er daar nog ruim 1,7 miljoen van over.
Toch doet de PKN meer dan zich terugtrekken. Na de vorming van de Protestantse Kerk in 2004 zijn binnen het kerkgenootschap zo’n 250 nieuwe vormen van kerk-zijn ontstaan. Twee nieuwe vormen zijn ”kliederkerken” (zie kader: Wat is een kliederkerk?) en ”pioniersplekken”. Die laatstgenoemde plekken zijn er in allerlei soorten en maten – zelfs online (zie kader: Overzicht pioniersplekken). Onderzoek toont aan dat ongeveer de helft van de betrokkenen bij pioniersplekken niet kerkelijk actief is. Het gaat hier in veel gevallen om jongvolwassenen. Bovendien bereikt circa een derde van de pioniersplekken een multicultureel publiek.
Dynamiek
De generale synode van de PKN besprak afgelopen april een notitie met de titel ”Mozaïek van kerkplekken”. Daarin ging het over de nieuwe dynamiek en nieuwe vragen die de kerkelijke initiatieven met zich meebrengen. Hoewel, nieuw? De notitie ”Mozaïek van kerkplekken” stelde dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is, omdat de kerk al vanaf de Handelingen der apostelen voor vergelijkbare vragen en dilemma’s zou staan.
Waar komen die vragen dan concreet op neer? Neem bijvoorbeeld de vraag van een echtpaar dat een pioniersplek bezoekt. Dat heeft onlangs een kind gekregen en wil dat laten dopen. Mag dat op de pioniersplek, zo luidt de vraag. En zo ja, onder welke voorwaarden? Moeten de ouders lid zijn van de Protestantse Kerk? En wie mag de doop bedienen? Alleen een –academisch opgeleide– predikant, of ook een andere ambtsdrager?
Cursus
De synode vergaderde in juni speciaal over nieuwe kerkplekken. Maar daar zijn nog niet alle vragen beantwoord. Vooral de vragen rond het ambt liggen nog helemaal open. Ook buiten de synodezaal wordt druk gediscussieerd. Het septembernummer van ”In de waagschaal”, tijdschrift voor theologie, cultuur en politiek, is zelfs helemaal gewijd aan het thema ”Dienst aan het Woord in een pionierende kerk”. Tegelijkertijd is het praktijk dat de Protestantse Kerk een cursus van drie ochtenden aanbiedt, waarin pioniers die geen predikant zijn, kunnen leren hoe ze moeten dopen en avondmaal vieren op hun pioniersplek.
Het zijn overigens niet meer alleen gemeenten binnen de PKN die pionieren. Op lokaal niveau wordt ook samengewerkt met andere kerkverbanden. Dat is bijvoorbeeld het geval in Veenendaal, waar de christelijke gereformeerde Pniëlkerk en de hervormde Vredeskerk een gezamenlijke pioniersplek hebben (”De Poster”). Daarbij moet worden opgemerkt dat de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt al vóór het ontstaan van de PKN in 2004 actief bezig waren met het starten van nieuwe gemeenten en dat evangelische gemeenten dat al tientallen jaren doen.
Landsgrenzen
De zoektocht naar nieuwe vormen van kerk-zijn is geen typisch Nederlandse aangelegenheid. In het Verenigd Koninkrijk werkt de Anglicaanse Kerk bijvoorbeeld met het concept van ”fresh expressions”. Bij onze oosterburen zijn de ”Erprobungsräume” en ”Fresh X” die binnen de Evangelische Kirche in Deutschland (EKD) ontstaan.
De Duitse theoloog prof. Achim Härtner schreef onlangs in het blad ”Theologische Beiträge” dat de Duitsers geneigd zijn om te kijken naar het Engelse model van ”fresh expressions”. De docent praktische theologie en gemeenteontwikkeling aan de theologische hogeschool in Reutlingen heeft echter een voorkeur voor de Nederlandse manier van werken.
Prof. Härtner schrijft dat hij de situatie in Nederland goed te vergelijken vindt met die in Duitsland. Net als Nederland kent Duitsland geen staatskerk. Vooral in Oost-Duitsland is de kerk niet langer in elk dorp of elke stadswijk aanwezig.
Nieuwbouw
De eerste pioniersplekken ontstonden vooral op plekken waar geen kerk aanwezig was, of in nieuwbouwwijken. De criteria die hiervoor werden gehanteerd, waren vooral geografisch, aldus prof. Härtner. Vijf jaar geleden bleek echter dat de zondagse eredienst op deze plaatsen weinig aantrekkingskracht had op mensen van buiten de kerk. De vieringen waren weliswaar belangrijk, maar dan voornamelijk voor mensen die al betrokken waren bij de gemeenten. Ook bleek het onmogelijk om binnen drie jaar een onafhankelijke gemeente te laten ontstaan.
Meer tijd en eenvoudiger concepten van kerk-zijn moesten daar verandering in brengen. Dat leidde tot een nieuwe generatie pioniersplekken. De criteria daarvoor waren sociologisch. Die plekken waren niet gericht op een plaats waar geen kerk was, maar op degenen die niet naar de kerk gaan.
Het pionierswerk van de PKN laat in elk geval zien dat zending mogelijk is „zolang je als kerk in vertrouwen op God nieuwe initiatieven ontwikkelt en de realiteit met open ogen, harten en verstand onder ogen ziet”, aldus Härtner. Daarbij is het volgens hem van belang dat kerken nieuwe vormen van kerk-zijn aanmoedigen. Participatie „op ooghoogte” door zoveel mogelijk verschillende personen is daarbij een „sleutel voor de toekomst.”
Leertraject
De Protestantse Kerk ziet pionieren als voortdurend leertraject. Niet alleen voor degenen die eraan deelnemen –zij worden gefaciliteerd met allerlei cursussen– maar ook voor de kerk zelf. De komende synodevergaderingen zal het ”Mozaïek van kerkplekken” naar verwachting nog vaak terugkomen. Het feit dat de synode er in juni een speciale vergadering over belegde, geeft aan dat de kerk het serieus neemt.
Tegelijkertijd blijkt dat de Nederlandse pioniers, die zelf ook internationale contacten hebben, in het buitenland de aandacht trekken. Los van de lessen die de Duitse kerken kunnen trekken uit het pionieren in Nederland, kunnen wetenschappers daar ook helpen bij het doordenken van het proces van het pionieren in de Nederlandse kerken. Prof. Härtner heeft daar een voorzet voor gegeven.
Wat is een kliederkerk?
Een kliederkerk is niet zoiets als een gebouw, maar een activiteit die gemeenten binnen de Protestantse Kerk kunnen oppakken. Die duurt ongeveer twee uur en bestaat uit drie onderdelen: samen ontdekken, samen vieren en samen eten.
Wie een kliederkerk wil organiseren, kan daarvoor programma’s downloaden met ideeën die aansluiten bij een thema uit de Bijbel. Voor een kliederkerk over David en Goliath (naar aanleiding van 1 Samuel 17) zijn voor verschillende leeftijdscategorieën bijvoorbeeld verwerkingsopdrachten uitgewerkt waarbij stenen worden gebruikt. Ook zijn er aan de hand van verschillende thema’s gespreksvragen opgesteld. Voor de maaltijd worden de volgende suggesties gedaan: reuzenboterhammen, katapultkoekjes of een „stevige soep voor dappere krijgers.”
De kliederkerk wordt in een filmpje van de Protestantse Kerk geïntroduceerd als een „spetterend, creatief en uitdagend” initiatief. De naam is volgens de toelichting gekozen „om te laten zien dat we vanuit de chaos van het leven op allerlei manieren een Bijbelverhaal kunnen ontdekken. Op die manier leren we over en van God en elkaar.”
Op de ”kerkzoeker” van de PKN zijn momenteel 109 plaatsen waar –meer of minder frequent– een kliederkerk wordt georganiseerd. Iets minder dan de helft daarvan bevindt zich in de Randstad. Uit onderzoek blijkt dat ruim de helft van de bezoekers van de kliederkerk niet betrokken is bij de gemeente die de kliederkerk organiseert. Bovendien wordt 38 procent van de bezoekers getypeerd als niet-gelovig.
Overzicht pioniersplekken
Het dienstencentrum van de Protestantse Kerk heeft op internet een overzichtskaart geplaatst waarop te zien is waar de verschillende pioniersplekken zich in Nederland bevinden en welke activiteiten er worden georganiseerd. De meeste pioniersplekken bevinden zich in Midden-Nederland, maar ook daarbuiten zijn initiatieven ontplooid, zoals in de Kop van Noord-Holland, Zuid-Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en op Ameland. Pioniersplekken hebben verschillende onderkomens. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een boerderij (Ameland) of een klooster (Nijkleaster in Jorwerd). Maar ook de karakteristieken lopen behoorlijk uiteen. Zo is er in Amsterdam een Arabische pioniersplek, in Hilversum een plek die samenwerkt met het Christelijk Spiritueel Centrum (CSC). Zelfs online kunnen ook pioniersplekken ontstaan, zoals de website Mijnkerk.nl. Daarop kunnen bezoekers bijvoorbeeld in contact komen met de mensen achter de website, verschillende soorten blogs lezen of online een kaarsje aansteken „voor iemand die ziek is, iemand die je mist of iemand die je een hart onder de riem wilt steken.” „Wij bidden met je mee”, luidt de boodschap op dit deel van de website. Op de vraag of kerken wat te zoeken hebben op internet, antwoordde ds. Janneke Nijeboer (die drieënhalf jaar predikant van de digikerk is geweest) in 2016: „Internet is wel degelijk een plaats om als kerk aanwezig te zijn. Die wereld is even reëel als de wereld van de stenen kerkgebouwen.”