Rubriek Ter plekke: Bertken op zoek naar de Bruidegom
Ze woont 57 jaar lang in een stenen kluis, pal tegen de muur van de Utrechtse Buurkerk. Suster Bertken (1426-1514) wijdt in afzondering haar leven aan God, op zoek naar de hemelse Bruidegom.
Waar zich ooit het kamertje van Bertken bevond, verkoopt bruidsmodewinkel Covers Couture nu trouwjurken. Naast de deur is in het trottoir een grijze steen met een tekst aangebracht: „Zuster Bertken leefde hier als kluizenares ingemetseld in een muurnis in het koor van de Buurkerk 1457-1514.”
Het winkelend publiek heeft geen oog voor de plek waar Bertken haar dagen doorbracht met bidden, lezen, weven en kerkdiensten volgen. In de Choorstraat worden schoenen gekocht en patat gegeten. Een vrachtwagen van de Utrechtse stadswerken haalt vuilniszakken op. Ze zijn achteloos naast de uitgesleten herdenkingsteen gezet.
Berta Jacobsdochter wordt ergens rond 1426 geboren. Bertken, een bastaardkind van de hoge geestelijke Jacob van Lichtenberg, is een vroom meisje. Ze leert lezen en schrijven en sluit zich waarschijnlijk aan bij het Utrechtse Jeruzalemconvent, dat onder invloed van de moderne devotie staat. Daar richt ze zich op de navolging van Christus, op het overdenken van Zijn lijden en kruisdood.
Het is nog steeds niet duidelijk waarom de 30-jarige Bertken in 1457 voor een leven in afzondering kiest. Ze betaalt de stenen kluis uit de erfenis van haar overleden vader, om daar tot haar dood te zullen blijven.
De leefomstandigheden zijn niet best. De stenen cel van 4 bij 3 meter is niet verwarmd. Suster Bertken draagt een grof haren kleed met daaroverheen een grijze rok. Ze loopt op blote voeten. Af en toe brengt iemand haar door een luikje wat te eten.
Suster Bertken is alleen, maar niet eenzaam. Vanuit haar kluis kan ze alle diensten in de Buurkerk volgen. Zo neemt ze deel aan missen en getijdengebeden. Via een ander raam houdt de kluizenares contact met de buitenwereld. Er komen regelmatig mensen langs om haar raad te vragen.
De rest van de dag wijdt Bertken zich aan Bijbellezen, bidden, mediteren, studeren en handwerken. En ze schrijft. Over het lijden van Christus, over de kerstnacht, over de gelovige ziel en haar bruidegom Christus. „Jhesus is sijn name, die minre mijn; Ic wil hem eewelic dienen ende sijn eygen sijn.”
Terwijl Maarten Luther predikant van de stadskerk in Wittenberg wordt, overlijdt Suster Bertken in haar cel. Het is zondag 25 juni 1514, tussen zeven en acht uur ’s morgens. De klokken van de Domkerk strooien donkere tonen over de stad. Bertken wordt begraven in haar stenen kluis.
De geschiedenis is niet zuinig geweest op de laatste rustplaats van Suster Bertken. Het lijkt erop dat het parochiebestuur de verbouw van de Buurkerk tijdens het leven van de kluizenares uitstelt om haar niet te storen. Maar na haar dood wordt de kluis afgebroken en haar grafkelder bedolven onder puin en bouwmaterialen. Er komt een nieuw koor, en Suster Bertken krijgt elders in de kerk een grafzerk.
Hervormingsgezinden in de zestiende eeuw breken het Heilig Kruiskoor weer af. Aan de oostkant van de kerk ontstaat de Choorstraat (spreek uit: Koorstraat). Het graf van Suster Bertken wordt niet meer teruggevonden. Waarschijnlijk ligt het ergens onder de drukke winkelstraat.