Ik ben jong
De mens is van nature krachteloos door de zonde en niet bekwaam om uit zichzelf enig goed voort te brengen. Alle goede gaven en volmaakte giften moeten afdalen van boven, van de Vader der lichten. God alleen is de fontein van het leven en uit Zijn volheid ontvangt het schepsel genade voor genade.Zal de mens wijze besluiten nemen? De Geest van God moet op hem rusten. Zal hij de Heere vrezen en in de weg van Zijn inzettingen wandelen? Dan moet de Heere de vreze van Zijn Naam in zijn hart schrijven. Hij moet buigen onder Zijn gehoorzaamheid. Zal hij de dienst van Zijn God uitvoeren en voor Zijn eer strijden en de liefelijke gangen van Koning Jezus nawandelen? De Heere Zelf moet hem daartoe heiligen en door zijn Geest bekwaam maken.
Zou ik dan, als een afgezant van de Heere, tot een menigte van volk spreken en elk zijn rechten en plichten bekendmaken? Ik moest mij thans in mijn onmacht wenden naar de aanspreekplaats van Gods heiligheid en zeggen: „Heere, open Gij mij de lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen.” Dat was de verzuchting van David. En de profeet Jeremia moest klagen: „Ach Heere, HEERE! zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong.” Maar de Heere zei: „…wat Ik u gebieden zal, zult gij spreken.”
W. Themmen, predikant te Northorn (Op en aftocht van een geestelijke wachter, 1730)