Zonen van mensen
Psalm 4:3
„Gij mannen, hoe lang zal mijn eer tot schande zijn? Hoe lang zult gij de ijdelheid beminnen, de leugen zoeken?”
Zonen van de mensen, hoelang bent u nog zwaar van hart? Waarom hebt u de ijdelheid lief en zoekt u de leugen (Psalm 4:3)? Tot wie richt hij zijn woorden, wie geeft hij de berisping en wie geeft hij een goede raad? Wie noemt hij eigenlijk „zonen van mensen”? Degenen die in slechtheid leven, die geneigd zijn tot het kwaad. Waarom juist hen? Zijn wij geen „zonen van de mensen”? Maar door genade zijn wij dat niet meer, maar „kinderen van God.” Als we tenminste Gods beeld zullen bewaren, een beeld dat overeenstemt met de volkomenheid van Gods deugden, die bij Hem horen. Dan zal er voor hen ook een heerlijk geschenk zijn. Op hen die door genade kinderen van God zijn geworden, rust vanwege hun burgerschap –van het Koninkrijk van God– de dure plicht dat beeld ook gestalte te geven.
Hoor nu, waarom Hij juist degenen die zo erg op het dagelijkse leven gericht zijn, en die zo gemakkelijk overhellen naar de zonden, zonen van de mensen noemt: „En de zonen van God, die de dochters van de mensen aanzagen.”
„Maar het is toch volstrekt andersom?” zegt iemand. Volstrekt niet! Maar hier worden met „zonen van God” de mensen bedoeld die voorheen geboren zijn uit voortreffelijke mannen en van de eer van God het genot gesmaakt hebben, het vrezen van God.
Johannes Chrysostomus, priester te Antiochië (”Homiliën”, ca. 390)
Johannes Chrysostomus werd in 386 priester in Antiochië. Uit die tijd dateren ook zijn ”Homiliën” over diverse Bijbelboeken. Hij was aartsbisschop van Constantinopel van 398 tot 403. Chrysostomus overleed in 407 op weg naar een verbanningsoord. Daar werd hij naartoe gestuurd na een kerkelijk conflict.