Onecht goud
Jesaja 28:18
En ulieder verbond met de dood zal te niet worden, en uw voorzichtig verdrag met de hel zal niet bestaan; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, dan zult gijlieden van denzelven vertreden worden.”
Anderen weer hebben zich onder de valsheid verborgen, en deze zijn de huichelaars, die wel de schijn hebben dat zij leven, maar dood zijn. Zij hebben wel een gedaante van godzaligheid, maar zij verloochenen de kracht ervan en verbergen onder het kleed der vroomheid een boos hart. Zij tellen zich onder de burgers van Sion, maar zij zullen vals bevonden worden als het onechte goud, indien het aan de toetssteen Christus beproefd wordt. Deze allen zijn niet gegrond op de rotssteen Christus, en wat zal dan hun lot zijn? Daar nadert de dood hun deur: hij klimt onverwacht in hun vensters, terwijl zij zorgeloos op hun bedden liggen, of zich midden in de kring van hun betrekkingen bevinden; zij worden afgesneden! Hun verbond met de dood wordt teniet, en hun voorzichtig verdrag met de hel bestaat niet meer. Daar nadert de rechtvaardige Rechter, met Zijn meetsnoer en paslood! Daar worden zij in de weegschaal gewogen en te licht bevonden (Dan. 5:27). De grond waarop zij staan, ontzinkt hen! Zij worden in een ogenblik door de gesel vertreden. Hun werkheilig en huichelachtig kleed hebben zij aan deze zijde van het graf achtergelaten. Daar staan zij voor de rechterstoel van de rechtvaardige Rechter beschaamd en verlegen, naakt en zonder grond en roepen: „Bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons.” (Luk. 23:30)
Ds. G. F. Gezelle Meerburg, predikant te Almkerk (”Levenslessen, preek over Jesaja 28:15-18”, 1848)