„Kinderen dopen én opdragen in PKN is theologisch lastig”
Kinderen opdragen én dopen komt steeds meer voor in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), soms in dezelfde dienst.
Dat was de ervaring van de baptist drs. Teun van der Leer bij het dopen van een van zijn kleinkinderen. „Het leek me echter meer een kerkpolitieke tegemoetkoming dan dat het theologisch doordacht was.”
Prof. dr. Henk van den Belt vindt dat de kerk deze kwesties niet op de spits mag drijven, met name in een seculiere context. „Toch wil de PKN een belijdende kerk zijn, waarin de doop niet onbelangrijk is en waar je verschillend over kan denken, al is het is zo dat kerkenraden hierin een bepaalde vrijheid hebben.”
Beide theologen gingen woensdag in Elspeet met elkaar in gesprek tijdens een studieweek voor theologiestudenten, georganiseerd door de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk.
Prof. Van den Belt, hoogleraar systematische theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, betoogde dat de kern van de doop de inlijving in de gemeente als het lichaam van Christus is. „Het is waar dat we wederomgeboren moeten worden en tot persoonlijk geloof moeten komen, maar de doop betekent dat we opgenomen worden in de gemeenschap der heiligen. In het Oude Testament heet het: Ik ben de Heere Uw God. In het Nieuwe Testament is er een ontwikkeling van de proselietendoop naar het onderdompelen in de Naam van Vader, Zoon en Geest.”
Het beroep op Gods verbond was in de discussie met anabaptisten en met Rome een „verlegenheidsoplossing” om de kinderdoop ondanks het ”sola Scriptura” te handhaven, aldus prof. Van den Belt. „Tegelijkertijd betekende dit een ontdekking van een belangrijke Bijbels-theologische notie en als zodanig een gave van een voortgaande openbaring van de Geest. Deze handhaving maakt duidelijk dat de Reformatie de Schrift uit wil leggen in gemeenschap met de kerk van alle eeuwen.”
De nadruk van de Reformatie op het persoonlijk geloof had volgens prof. Van den Belt iets moderns in zich. „Het gevolg was een soms dramatische versplintering van de kerken, waarin menselijke ervaring en persoonlijke keuze voorop kwamen te staan.”
De handhaving van de kinderdoop heeft in de gereformeerde theologie volgens prof. Van den Belt geleid tot een grote spanning tussen verkiezing en verbond, die tot op vandaag doorwerkt in de gereformeerde gezindte en die het baptisme voor reformatorische christenen aantrekkelijk maakt. „Teveel nadruk op de verkiezing leidt tot uitholling van de kinderdoop. De weg van een strenge verkiezingsleer naar een gemeente waarin overdoop gepraktiseerd wordt, is kleiner dan je denkt.”
Verbinding
Van der Leer, baptistendocent in Amsterdam, juichte een brede „evangelisch-gereformeerde” geloofsgemeenschap toe, verwijzend naar de samenwerking tussen Nederlandse baptisten enerzijds en vrijgemaakten en Nederlands gereformeerden anderzijds. „Wat ons verbindt, is groter en fundamenteler dan wat ons scheidt.”
Wat volgens Van der Leer niet op het spel staat ten aanzien van de verhouding tussen kinder- en volwassendoop, is het Schriftgezag, Christus en Zijn offer en de Heilige Geest, Die het werk van Christus toepast. Maar wel de aard van de kerk en de visie op de (dis)continuïteit tussen het oude en nieuwe verbond.
De kerk is naar haar wezen een gemeenschap van gelovigen. „Dat is het volstrekt nieuwe van het nieuwe verbond. Baptisten benadrukken meer het nieuwe verbond. Het door de Geest gewekte geloof is daar de toegang toe. In de doop zijn drie actoren actief betrokken: God, de gemeente en de dopeling. Waar één van de drie niet aanwezig is, is sprake van een in-valide, niet complete doop.”
Ook baptisten kunnen de hand er niet voor in het vuur steken dat iedere gedoopte wedergeboren is, aldus Van der Leer. „Wel dienen zij er optimaal naar te streven dat het inwendig leven van de Heilige Geest zich in hen openbaart.”