„Geloofsdoop geldt in het Nieuwe Testament als dé doop”
Zoals de geloofsbesnijdenis dé Bijbelse besnijdenis en de huisbesnijdenis dé Bijbelse afgeleide daarvan is, zo is de geloofsdoop dé Bijbelse doop en de huisdoop dé Bijbelse afgeleide daarvan.
Dit zei ds. A. J. Mensink dinsdag tegen theologiestudenten die deze week in Mennorode in Elspeet deelnemen aan een studieweek van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland.
Het meest expliciete voorbeeld van de doop op geloofsbelijdenis vindt ds. Mensink de kamerling uit Morenland. „Op zijn vraag wat hem verhinderd gedoopt te worden, antwoordt Filippus dat het geoorloofd is als hij van harte gelooft. Ook Cornelius, Lydia en de cipier van Filippi worden gedoopt nádat zij het Evangelie van Christus ontvangen hebben.”
De predikant uit Elburg noemde Romeinen 6 hét beslissende getuigenis van het Nieuwe Testament over de betekenis van de doop. „Paulus’ spreken over de doop in dit hoofdstuk volgt ook op de rijke verkondiging van het Evangelie. Het Nieuwe Testament zet bij het spreken over de doop niet in bij het verbond, de besnijdenis of het huisgezin, maar bij de betekenis van kruis en opstanding van Christus voor degenen die in Hem geloven.”
Inhoudelijk ligt de doop daarmee behoorlijk dicht tegen de betekenis van de besnijdenis aan. „De besnijdenis is een zegel van de gerechtigheid van het geloof, zegt Romeinen 4:11, een geschonken gerechtigheid dus: God verbindt Zich verlossend en vernieuwend aan een mensenkind, belooft hem deel te hebben aan Zijn heil. Tot dat heil behoort ook de levensvernieuwing. Doop en besnijdenis zijn zichtbare tekens van het toebehoren aan God.”
De besnijdenis begint als volwassenbesnijdenis, geloofsbesnijdenis. Abraham moet zich pas besnijden (Genesis 16:10) nadat hij Gods belofte geloofd heeft (15:9). „En op die geloofsbesnijdenis volgt dan de huisbesnijdenis. De geloofsbesnijdenis is dé Bijbelse besnijdenis en de huisbesnijdenis is dé Bijbelse afgeleide daarvan.”
Huisteksten
Dit bracht ds. Mensink bij de kinderdoop, die hij liever „huisdoop” noemt. „Je wordt immers niet gedoopt omdat je een kind bent, maar omdat je hoort bij een huis, een gezin waarin de Heere gediend wordt. In ”huisdoop” klinkt meer door van de betekenis van ouders en hun geloof.”
De kinderdoop wordt in het Nieuwe Testament niet expliciet genoemd en zeker niet geboden. Wél zijn er volgens de predikant minstens twee duidelijke categorieën argumenten om tot de praktijk van de huisdoop in het Nieuwe Testament te concluderen. „De eerste wordt gevormd door de zogenoemde huisteksten uit Handelingen en 1 Korinthe. Die liggen in het verlengde van de huisteksten van het Oude Testament. Ze horen zó bij het Bijbelse spraakgebruik, dat bij de doop van een huis niet gedacht kan worden aan de doop van individuele, tot geloof gekomen gezinsleden, maar aan de doop van alles wat tot het huisgezin behoorde. Belangrijk is wél dat kinderen worden grootgebracht in de onderwijzing en terechtwijzing van de Heere.”
De tweede categorie is meer ecclesiologisch. „Dat Jezus de kinderen zegent en dat zij in de brieven van de apostelen als leden van de gemeente worden aangesproken, leert ons dat kinderen voluit tot de gemeente van Christus gerekend worden.”