De bruidegom zien
Mattheüs 25:6
„En te middernacht geschiedde een geroep: Zie, de bruidegom komt, gaat uit, hem tegemoet!”
Met deze woorden leert Christus, onze Minnaar, vier dingen. In het eerste woord geeft Hij ons een gebod, door te zeggen: „Ziet.” Die blind blijven en dit gebod versmaden, zijn allen verloren. In het tweede gebod, „De bruidegom komt”, leert Hij ons wát wij moeten zien, namelijk de komst van de Bruidegom. Hij leert en gebiedt ons wat wij moeten doen, doordat Hij zegt: „Gaat uit.” In het vierde woord, waar Hij zegt „Om hem te ontmoeten”, duidt Hij het nut en het voordeel aan van al ons werken en van heel ons leven – en dat is een minnelijke ontmoeting met de Bruidegom.
Deze woorden willen wij een voor een uitleggen en verklaren op verschillende manieren. In een algemene zin over een beginnend leven, dat wij een werkend leven noemen en dat noodzakelijk is voor alle mensen die behouden willen zijn. Vervolgens willen wij diezelfde woorden verklaren in verband met een innig, verheven, en God-begerend leven. Ook willen wij ze verklaren in verband met een God-schouwend leven, dat weinig mensen op zo volmaakte wijze bereiken of smaken kunnen, wegens de verhevenheid van dit leven.
Jan van Ruusbroeck, kapelaan te Brussel (”Die geestlike brulocht”, 1932)