Hayo Boerema’s werkgever is de Rotterdamse Laurenskerk
Als organist moet je boven de partijen staan, vindt Hayo Boerema. „Je moet dienstbaar zijn en niet je eigen ei willen leggen.” Elke zondag maakt Boerema (47), organist van de Laurenskerk in Rotterdam, drie of vier diensten mee.
Al jong kwam de in Groningen opgegroeide Boerema in aanraking met het orgel van de Laurenskerk, het grootste orgel van Nederland.
„Ik luisterde platen van Johann Lemckert, die organist van dat orgel was”, vertelt hij. „En als 14-jarig jochie had ik allang ontdekt wat de bekendste orgels van het land waren.”
Toen hij aan het conservatorium in Den Haag studeerde, had Boerema Lemckert als hoofdvakdocent en mocht hij af en toe een pauzeconcert spelen. Later nam hij ook diensten over. „Langzaamaan kwam ik steeds vaker in de Laurenskerk, naast de gemeente waar ik zelf naartoe ging.”
Organist-titulair
Het bekende Marcussenorgel in het hart van Rotterdam betekent nu veel voor de organist. „Veel, maar ook weer niet alles. Het gevaar is dat je op een orgel solliciteert. Dat moet je nooit doen. Als je gemeenten begeleidt waar je niet aardt, word je ongelukkig. Deze constructie paste mij als een jas.”
Boerema is in dienst van de protestantse gemeente, maar hij is gebonden aan het gebouw de Laurenskerk. Daarmee is hij de zogeheten organist-titulair.
„Ik begeleid elke week twee wijkgemeenten die het hele jaar diensten houden in de Laurenskerk en één gemeente die alleen in de zomer en op feestdagen kerk houdt in het gebouw.”
Als kerkorganist zijn er twee taken die je onder de knie moet hebben, vindt Boerema. „Ten eerste is het begeleiden van de gemeentezang een vak op zich. Mijn keuze voor de muziek probeer ik aan te laten sluiten bij de dienst die ik begeleid. Ik weet nooit waar de preek over gaat, maar de lezingen krijg ik wel van tevoren.
Daarnaast is mijn taak ook het zorgen voor goede muziek. Al moet je altijd rekening houden met de setting en weten wat wel en niet past. Om het praktisch te maken: je moet er bijvoorbeeld van op de hoogte zijn wat een goed tempo is”, zegt de organist.
Tijdens de kerkdienst luistert Boerema altijd mee. De ene keer geïnteresseerder dan de andere. „Ik heb ook mijn eigen achtergrond wat betreft denominatie. Van huis uit kom ik niet uit de Gereformeerde Bond, maar ik kan met groot plezier luisteren naar een goed verhaal.”
Een breed publiek bereiken is het middel voor Boerema om het klassieke orgelrepertoire ruim baan te geven. „Muziek is voor mij een doel, geen middel. Ik ben niet op zoek naar hoge luistercijfers.”
Moeilijke tijd
De organist van de Laurenskerk constateert dat het orgel een moeilijke tijd doorgaat.
„De meeste mensen die het orgel horen, komen via de kerk in aanraking met het instrument. In Nederland –het meest geseculariseerde land ter wereld– is het alles of niets. Er zijn maar weinig mensen die niet naar de kerk, maar wel naar een orgelconcert gaan.”
Niet alleen over de kerkgang, maar ook over de organisten zelf maakt de organist zich zorgen. „Er zijn heel weinig organisten die zin hebben om in de kerk te spelen”, zegt hij. „En allemaal met dezelfde reden: ze willen geen gedoe met kerkenraden. Ze zijn bang dat ze zich voortdurend moeten verdedigen.
Zelf heb ik daar weinig ervaring mee, maar dat ligt ook aan de gemeenten die ik dien. Hier houden ze van muziek. Ik hoop dat het orgel het redt, als concertinstrument én als instrument voor de begeleiding van de gemeentezang.”
serie Werken voor de kerk
Dat een predikant traktement ontvangt, weet iedereen. Maar er zijn ook andere mensen die (een deel van) hun brood verdienen met werk voor de kerk. Deel 2: de organist. Volgende week: de koster.