Ongeval legt slecht onderhoud Japanse kerncentrales bloot
Zijn onze kerncentrales wel veilig? vraagt elke Japanner zich deze week af. Het ongeluk in de Japanse kerncentrale in Fukui, nabij Osaka, kostte afgelopen week het leven aan vier werknemers en verwondde nog eens zeven anderen. Het voorval bracht wederom een reeks van problemen aan het licht in een sector die in 30 procent van de Japanse energiebehoeften voorziet.
Hoewel er afgelopen week geen radioactieve straling vrijkwam, kostte het ongeluk de meeste levens in een kerncentrale-incident in Japan tot nog toe. Vier werknemers verbrandden levend en zeven anderen raakten ernstig gewond toen stoom ontsnapte uit een gebroken pijp in de kerncentrale in Mihama, in de prefectuur Fukui.
Donderdag gaf energiebedrijf Kansai Electric Power Company (KEPCO) toe dat het de pijp nog nooit had geïnspecteerd sinds de kerncentrale in 1976 in gebruik werd genomen. In plaats van 5 centimeter dik was de leiding nog maar eentiende daarvan. De pijp, blijkt nu, was al in 1991 versleten.
De politie en het Japanse Bureau voor Atoom- en Industriële Veiligheid zijn inmiddels onderzoeken begonnen naar de oorzaak van het ongeluk en naar de vraag wie aansprakelijk is.
De vraag is in hoeverre pijpen zijn versleten in de 51 andere kernreactoren die Japan telt. Antikernenergieactivisten zeggen dat het gevaar te groot is om te wachten totdat ze allemaal zijn geïnspecteerd. Kerncentrales moeten onmiddellijk stilgelegd worden, vinden ze.
Vrijdag maakte KEPCO bekend dat het al haar elf kerncentrales zal stilleggen voor veiligheidsinspecties. Dit zal worden gedaan in drie fases, terwijl twee gesloten elektriciteitscentrales die olie verbranden weer actief zullen worden gemaakt. De acht andere Japanse energiebedrijven hebben echter reeds bekendgemaakt dat zij niet van plan zijn deze strategie van KEPCO te volgen. Geen inspecties van hun pijpen dus.
Het ongeluk betekent een grote klap voor het Japanse vertrouwen in kernenergie.
Fukui-gouverneur Nishikawa besloot onmiddellijk twee geplande nieuwe atoomprogramma’s stil te leggen. Afgelopen maart gaf de gouverneur toestemming aan KEPCO voor het gebruik van de brandstof ”mox” (mixed uranium-plutonium oxide) in twee kerncentrales in Takahama. KEPCO wilde hier in 2007 mee beginnen, maar Nishikawa vindt dit onverantwoord. „Zonder de verzekerde veiligheid van bestaande kerncentrales kunnen we niet voortgaan naar de volgende stap”, zei hij zaterdag in een interview met het Japanse dagblad Asahi Shimbun.
Plannen voor de herbouw van Monju, het enige Japanse prototype van een snelle kweekreactor, zijn nu ook in het geding. De reactor werd in december 1995 stilgelegd nadat een sodiumlek was ontdekt. Niemand raakte hierbij gewond, maar de Japanse Power Reactor and Nuclear Fuel Development Corp (Donen), een overheidsbedrijf, bleek videobeelden van de zware schade te hebben verknipt zodat het probleem minder ernstig leek.
Het laatste ongeluk volgt op een serie onregelmatigheden, lekken en ongelukken bij Japanse kerncentrales.
In maart 1997 werden ten minste 37 werknemers blootgesteld aan radioactiviteit nadat een brand en een explosie plaatshadden bij een Donen-fabriek die radioactief materiaal verwerkt in de stad Tokaimura, nabij Tokio. Donen gaf later toe dat het ook hier aanvankelijk informatie had verzwegen over het ongeluk.
In september 1999 overleden drie werknemers van een fabriek waar uranium werd verrijkt in de stad Tokaimura. Vele honderden raakten besmet met radioactieve straling. De slecht getrainde werknemers startten een kernreactie terwijl ze de voorschriften niet volgden voor het mengen van splijtstof. Vele duizenden omwonenden moesten geëvacueerd worden nadat urenlang radioactieve straling was onsnapt.
In februari 2002 werden twee werknemers blootgesteld aan radioactiviteit tijdens een inspectie van de kerncentrale in Onagawa. Acht werknemers raakten dit jaar februari radioactief besmet bij een centrale in Tsuruga. Ze kregen per ongeluk radioactief water over zich heen gesproeid.
Dit zijn geen uitzonderingen. Volgens Citizen Nuclear Information Center (CNIC) in Tokio, die het oog houdt op de veiligheid van Japanse kernenergie, deden zich in 2002 maar liefst 46 serieuze problemen voor bij Japanse kerncentrales. Hiervan bestonden 25 uit haarscheuren in pijpen of ander materiaal. In 2003 steeg het totaalaantal problemen naar 61.
Bovendien zijn er ernstige niet-technische problemen. Zo maakte in oktober afgelopen jaar Tokyo Electric Power (TEPCO) bekend dat het een pijp had gevonden in een vat gevuld met water, een zogenaamde ”immersion pool”. Dit water wordt in geval van een noodsituatie gebruikt om de reactorkern te koelen.
Als dergelijke voorwerpen een watertoegang versperren, zouden ze een gevaarlijke situatie kunnen veroorzaken. Daarom leidde de vondst tot een inspectie bij alle andere kerncentrales in Japan. Volgens CNIC werden er meer dan 1000 voorwerpen gevonden in de watervaten. Zeilen, schoenen en zelfs een schroefsleutel en een elektrische slijpmachine werden ontdekt.
Al deze problemen hebben tot gevolg gehad dat verscheidene regio’s de afgelopen jaren tegen het bouwen van kernreactoren hebben gestemd. Eerder verwelkomden landelijke gebieden dergelijke plannen omdat ze de noodzakelijke werkgelegenheid verschaffen.
De Japanse overheid daarentegen blijkt niet al te veel geschrokken te zijn van het ongeluk. Ze wil nog altijd de energievoorziening door kerncentrales binnen tien jaar tot 40 procent laten stijgen door het bouwen van elf nieuwe reactoren.