Bedrieglijk
Job 15:35
„Zij ontvangen moeite en baren ijdelheid en hun buik richt bedrog aan.”
Onze handen zijn met bloed bevlekt, onze vingers met ongerechtigheid en onze rechterhand is een rechterhand der valsheid. Onze buik richt bedrog aan en onze voeten lopen in het kwaad, want zij zijn gereed om te struikelen. Ongerechtigheid is op onze beenderen en zij zijn vol van verborgen zonden. Ons ganse hart is mat, zodat van de voetzool af tot de hoofdschedel toe niets geheels daaraan is. Maar wel wonden, striemen en etterbuilen die niet uitgedrukt noch verbonden zijn en waarvan niet één met olie is verzacht. Zodat ik met de melaatse wel mag uitroepen: „Onrein, onrein!”
Nu weet ik dat in mijn vlees geen goed woont en dat al mijn gerechtigheden als een wegwerpelijk kleed zijn. Wat goeds zou ik doen? En zo er nog iets goeds uit mij voortkomt, is het onvolmaakt, geveinsd en tenminste bedorven. Indien onze beste werken zo zijn, wat zijn dan onze boze handelingen? Indien wij onnutte dienstknechten zijn als wij gehoorzamen, hoeveel gruwelijker zijn wij, als wij in ongehoorzaamheid met geweld met onze hoog verheven schilden tegen U aanlopen? Tegen U, U alleen heb ik gezondigd. Ik heb gedaan wat kwaad is in Uw ogen, die te rein zijn om het kwade te kunnen aanschouwen. Ik heb gezondigd tegen Uw zo ernstige vermaning tot bekering: „Wast u, reinigt u, doet de boosheid van uw handelingen van voor Mijn ogen weg…”
Cornelia Leydekker, Middelburg
(”Ernstige ziel-betrachtingen in heylige alleen-spraeken voor, onder, en na het houden der H. Avondmaels, 1695”)