Eurorealisten, omarm de achterkamer
„Achterkamertjespolitiek” noemden links en rechts het verdelen van Europese topfuncties. Eurorealisten zouden zich afzijdig moeten houden van zulk commentaar, zeker rond de voordracht van de EC-voorzitter door de Raad.
Kenmerkend voor het eurorealisme is dat het kiest voor een realistische en haalbare benadering van het Europese project. Dat realisme is niet alleen een kwestie van praktische haalbaarheid, maar is ook gestoeld op een meer principiële gedachte: de Europese Unie is van oorsprong een supranationaal orgaan en zou dat moeten blijven. De basisentiteiten van de EU zijn de nationale lidstaten, in de Europese Raad vertegenwoordigd door hun respectievelijke regeringsleiders. Eurorealisten geloven, met recht en rede, dat de Europese Unie alleen in deze vorm houdbaar en werkbaar is.
Europese regeringsleider
Diametraal tegenover deze visie staat het eurofederalisme, waarbij de Unie geleidelijk de bevoegdheden krijgt die passen bij een federale superstaat. Een Verenigde Staten van Europa dus. Geheel in lijn hiermee krijgt de Unie een eigen regeringsleider, in de persoon van de voorzitter van de Europese Commissie.
De Commissie is van oudsher echter slechts een uitvoeringsorgaan, geen overkoepelende regering die leiding geeft aan tot provincies gedegradeerde lidstaten. Commissieambtenaren geven uitvoering en invulling aan besluiten die in de Raad, en tegenwoordig ook in het Europees Parlement, genomen zijn.
Niet alleen moet de Unie een regeringsleider krijgen. Als het aan de eurofederalisten ligt, moet deze ook worden voorgedragen door het Europees Parlement. Via het zogenoemde Spitzenkandidatensysteem dragen de Europese partijfracties ieder een kandidaat voor, die voor een termijn van vijf jaar leiding moet geven aan de Commissie. Het Europees Parlement stemt vervolgens over de voordracht van de kandidaten. De gedachte hierbij is dat de toekomstige ”Europees regeringsleider” democratische legitimiteit geniet. Het ultieme doel zijn Europese lijsten. Kiezers stemmen dan niet meer op een christendemocratische of liberale partij van hun land, maar op de Europese christendemocraten of liberalen.
Democratische legitimiteit
Legitimiteit, opgevat als het democratische recht van de heerser om te heersen, komt in het geheel niet toe aan de voorzitter van de Europese Commissie. Die heeft een volstrekt andere functie. Zijn ambt hoeft niet noodzakelijkwijs in directe zin democratisch gelegitimeerd te worden. De democratische legitimiteit van het Europese project in praktijk is überhaupt gelegen in de Raad. De daarin zetelende regeringsleiders zijn direct, dan wel indirect gekozen door de kiesgerechtigden van hun respectievelijke landen.
De reden dat eurofederalisten een democratisch gelegitimeerde voorzitter van de Europese Commissie eisen, is omdat zij de EU het liefst zien functioneren als een parlementaire democratie. De parlementaire democratie is echter een nationale aangelegenheid en kan alleen dát maar zijn. De Europese Unie heeft weliswaar democratische kenmerken, maar ís (op zichzelf begrepen) géén democratie. Daar ontbreekt elk benodigd politiek draagvlak voor. Een grote meerderheid van Europeanen ziet alleen brood in een Unie die zich richt op een aantal kerntaken en uitgaat van nationale soevereiniteit.
De democratie vindt haar oorsprong in de ”demos” (volk): een volk weet zich verbonden door onder meer een bepaalde identiteit, gedeelde waarden, een gecultiveerde ontstaansgeschiedenis en een gesproken taal. Kritieke voorwaarde voor het functioneren van de democratie is de aanwezigheid van een publiek debat, waarin belangrijke zaken bediscussieerd worden die de gemeenschap aangaan. Zo’n publiek debat geeft blijk van onderlinge verbondenheid en solidariteit tussen de burgers van een politieke eenheid. Het ontbreekt Europa aan zulke relevante platforms, dus het is moeilijk voor te stellen hoe een publiek debat überhaupt vorm krijgt in de EU. Een parlementaire democratie op een hoger eenheidsniveau dan dat van de natiestaat is een utopie.
Opportunistisch
Het doet wat bevreemdend aan als er eurorealisten zijn die de benoeming van de voorzitter van de Commissie door de Raad typeren als „achterkamertjespolitiek”, zoals FvD-Europarlementariër Derk Jan Eppink donderdag deed op de Belgische radio. Het is in beginsel al opmerkelijk dat Jan Zahradil, fractievoorzitter van de ECR, de eurorealistische fractie waartoe FvD en SGP behoren, zich heeft opgeworpen als Spitzenkandidaat om Jean-Claude Juncker op te volgen. Hij liet zich deze week, onder meer op Twitter, negatief uit over het feit dat er geen ECR-kandidaten waren geselecteerd voor belangrijke Europese topfuncties.
Zahradils teleurstelling dat de Raad niemand van zijn partijfamilie, bijvoorbeeld van de Poolse PiS of het Italiaanse Lega, heeft voorgedragen voor bijvoorbeeld de functie van vicevoorzitter van de Commissie, is begrijpelijk, maar duidt eerder op onevenredigheid of uitsluiting dan op het resultaat van een ondemocratisch proces.
Het komt enigszins opportunistisch over als eurorealisten zich opwinden over een vermeend democratisch tekort binnen de Europese Unie. Niet het Europees Parlement, maar de Raad als vertegenwoordiger van de lidstaten is de juiste aangewezen instantie wat betreft het aanstellen van topfunctionarissen. Dit is altijd de opvatting van de eurorealisten geweest.
Eurorealisten zouden onder ogen moeten zien dat het enige alternatief voor de huidige benoemingsprocedure het Spitzenkandidatensysteem is. Het is uiterst inconsequent om tegelijkertijd én vast te houden aan de stelling dat de parlementaire democratie alleen op nationaal niveau gestalte kan krijgen én te klagen over het democratische gehalte van benoemingsprocedures in de EU. Een door de Raad benoemde Commissievoorzitter vloeit logischerwijs voort uit een Europese Unie gebaseerd op soevereine lidstaten. In plaats van aan te sturen op democratisering, zouden eurorealisten de achterkamer juist moeten omarmen.
De auteur is masterstudent politicologie en oud-bestuurslid van SGP-jongeren en werkte voor de European Christian Political Movement.