Leland Ryken leert liedteksten langzaam en nauwkeurig lezen
Gezangen zijn bedoeld om te zingen, dat is helder. Maar ook zonder melodie zijn liedteksten als het goed is de moeite waard. Sterker nog, langzaam en nauwkeurig lezen van hymnische poëzie brengt nieuwe dingen aan het licht. Dat is tenminste de ervaring van de Amerikaan Leland Ryken.
Aan het eind van het boek doet Ryken (1942) een bekentenis. Meer dan een halve eeuw was hij actief als hoogleraar Engels, verbonden aan Wheaton College (Illinois, VS). Hij schreef ruim vijftig boeken over literaire en Bijbelse onderwerpen. Maar deze laatste publicatie vormde een openbaring voor hem: hij had zich nooit gerealiseerd wat er gebeurt als je bij hymnen de melodie wegdenkt en de teksten als poëzie benadert. Toen hij diverse hymnen op de gebruikelijke manier vanuit de letterkunde bestudeerde, bracht hem dat namelijk veel. Aan het werken aan dit boek beleefde hij zelfs meer plezier dan aan al zijn andere publicaties.
Meditatie
Wat Ryken doet in ”40 Favorite Hymns on the Christian Life” is in feite heel simpel. Hij kiest een bekend Engels lied, drukt het als gedicht af (zonder melodie) en analyseert vervolgens de poëzie: opbouw, herhalingen, parallellismen, tegenstellingen, beelden et cetera. Vervolgens –en dat maakt het boek geschikt voor persoonlijke meditatie– zoekt Ryken naar een Schriftgedeelte waarin de kern van het gedicht terugkomt. Ook dat drukt hij af. Het moet allemaal heel kort: nog geen vier pagina’s per lied. Maar op deze manier biedt de auteur toch kleine juweeltjes bij elke hymne.
Neem ”Holy, holy, holy”, bij ons in vertaling bekend als ”Heilig, heilig, heilig”. Het lied lijkt vanwege z’n verheven stijl een oudkerkelijke hymne, maar de tekst van de anglicaanse bisschop Reginald Heber (1783-1826) verscheen pas voor het eerst in 1826. Het driemaal ”heilig” waarmee elk van de vier strofen begint en alle verheven benamingen die de auteur God toedicht, geven het lied een „onweerstaanbare energie”, zegt Ryken. Het herhaalde ”heilig” kan echter ook op het verkeerde been zetten, alsof Gods heiligheid het thema van dit gezang is. Het begin van elke strofe dient juist om, ook met veel andere woorden, Gods heerlijkheid en waardigheid te bezingen. Zoals dat bijvoorbeeld in Openbaring 4 gebeurt. Dat is dan ook het gedeelte dat Ryken aan zijn bespreking toevoegt.
Verjaardag
Niet altijd vertelt de auteur de historische achtergrond van een lied. Als hij dat wel doet, heeft het vaak een functie. Bijvoorbeeld bij ”O for a thousand tongues to sing”, in de zangbundel van Johannes de Heer opgenomen als ”O, had ik duizend tongen meer”. In die bundel wordt echter niet vermeld dat het een lied van de Engelse methodist Charles Wesley (1707-1788) betreft. Nóg interessanter wordt het als je weet dat het lied in 1740, toen het voor het eerst verscheen, als titel droeg: ”Voor de verjaardag van iemands bekering”. Wat wil het geval? Wesley maakte de hymne een jaar na zijn bekering, om zo een getuigenis af te leggen van de genade die God hem had bewezen. Dat wetend, kijk je anders naar zo’n hymne –waarin ook allerlei poëtische technieken blijken te zijn verwerkt– en begrijp je waarom het lied zo’n persoonlijke toon aanslaat.
Iets dergelijks speelt bij ”Just as I am” van de Engelse dichteres Charlotte Elliot (1789-1871), die vanaf haar 32e eigenlijk altijd ziek was en zelfs deels invalide. Tegenover gevoelens van nutteloosheid en onwaardigheid, ook ten opzichte van God, leerde ze dat ze tot Christus mocht komen, gewoon zoals ze was. Dat leverde een wereldberoemd lied op –veel gebruikt bij evangelisatiewerk– dat ook als gedicht de nodige schoonheid bezit.
Complete liederen
Op deze manier brengt Ryken veertig hymnen voor het voetlicht, afkomstig uit de 16e tot en met de 20e eeuw, met een uitstapje naar de middeleeuwen (Bernard van Clairvaux). Bekende liederen van dichters als Wesley, Watts, Toplady, Newton en zelfs Luther (de Engelse vertaling van ”Ein feste Burg”, een lied dat overigens wel degelijk teruggaat op Psalm 46). Maar ook minder bekende teksten die in Nederland voor zover ik weet geen vertaling kregen, zoals ”Fill thou my life” van de puritein Horatius Bonar.
Interessant is dat in dit boek allerlei teksten naast elkaar staan die in Nederlandse bundels niet samen voorkomen. ”God gaat zijn ongekende gang” van William Cowper bijvoorbeeld wordt bij ons gezien als een echt kerklied dat in de officiële liedboeken staat, terwijl ”Dierb’re Heer Jezus” uit Johannes de Heer die status nooit zal krijgen. Dat laatste geldt ook voor liederen als ”O Heer, mijn God, wanneer ik in verwond’ring” of ”Leid mij, Heer, o machtig Heiland”. Ryken zet ze broederlijk naast elkaar, vanuit de gedachte dat ze als poëzie allemaal de moeite waard zijn. Daaruit blijkt dat bij het bepalen van de kwaliteit van een lied vaak ook de melodie een rol speelt.
Hét punt dat Ryken in deze uitgave maakt is dat hymnen in de eerste plaats gedichten zijn. Volgens hem voegt het veel toe als je zo’n tekst vervolgens gaat zingen, maar er gaat ook het nodige verloren, omdat je als zanger de tijd niet hebt om de rijkdom van de poëzie te ontdekken. Wat Ryken niet zegt, is dat dat natuurlijk nog meer geldt als je slechts enkele strofen uit een lied zingt.
De les van dit boek is dus tweeledig: benader een lied eens als een gedicht; lees deze poëzie aandachtig en nauwkeurig. En als je ze dan als gezang gebruikt, zing dan in ieder geval complete liederen; iets wat overigens ook voor veel psalmen winst oplevert.
40 Favorite Hymns on the Christian Life. A Closer Look at Their Spiritual and Poetic Meaning, Leland Ryken; uitg. P & R Publishing; 156 blz.; $15,99