Werkstraffen geëist om wangedrag militairen
Het Openbaar Ministerie heeft tegen vijf (oud-)militairen van de Luchtmobiele Brigade in Schaarsbergen werkstraffen geëist van 40 tot 240 uur. De aanklagers hielden het vijftal voor de militaire kamer van de rechtbank in Arnhem verantwoordelijk voor stelselmatige mishandelingen, bedreiging en vernederingen van drie andere militairen.
Dat zou zijn gebeurd in de eerste helft van 2013, toen ze allen gelegerd waren in de Oranjekazerne. De verdachten - tussen de 26 en 40 jaar - hebben de beschuldigingen volop tegengesproken. Hun advocaten bepleitten woensdag vrijspraak.
Een van de drie slachtoffers stapte in 2017 naar de media met zijn verhaal, nadat hij aangifte had gedaan. Hij gaf aan dat hij lang getwijfeld had over het doen van aangifte, uit schaamte en angst. Daarna deden nog twee anderen aangifte.
De eerste aangever zou door zijn collega’s bijna dagelijks zijn geslagen, geschopt en getreiterd. Het ging volgens het OM ook om vernedering en militaire aanranding. Ze plasten over hem heen in bed of in de douche. Ook waren er incidenten waarbij een vinger in de anus werd gestoken of waarbij collega’s met ontblote billen op hun gezicht zaten, aldus het OM. Het gaat niet goed met de drie, ze hebben nog altijd psychisch flink te lijden onder de gebeurtenissen, zeiden de aanklaagsters.
Volgens de verdediging zijn de verklaringen van de aangevers echter leugenachtig, verzonnen, niet consistent, op elkaar afgestemd en daarom onbetrouwbaar en niet geloofwaardig. Omdat er ook geen steunbewijs is, kunnen de aantijgingen niet bewezen worden, stelden de advocaten. Ze willen vrijspraak, dan wel een lagere straf omdat een deel van de verwijten na zes jaar verjaard is. Bovendien zijn de verdachten door de beschuldigingen en de grote media-aandacht beschadigd, aldus de verdediging.
Volgens de advocaten hebben de drie onjuiste aangiften gedaan, omdat ze uit waren op schadevergoedingen. De hoofdaangever zou bovendien wraak hebben willen nemen, omdat Defensie zijn contract niet verlengde.
De officieren van justitie spraken van militair onwaardig gedrag, terwijl aan militairen hoge eisen mogen worden gesteld. Ook omschreven ze de brigade als een „geheel ontspoorde eenheid”, waarvan de leiding nog steeds niet overtuigd lijkt van de misstanden. De advocaten laakten deze beweringen.