Nabestaanden executies Indonesië bij proces
Twee kinderen van Indonesische mannen die in 1947 in Zuid-Sulawesi zijn geëxecuteerd door Nederlandse militairen, wonen donderdag hun hoger beroep bij in het gerechtshof in Den Haag. De bejaarde vrouw en man zijn hiervoor naar Nederland gekomen. De rechtbank had bepaald dat de vorderingen van kinderen niet verjaard zijn, maar de Staat heeft daartegen beroep aangetekend.
Tegelijkertijd dient het hoger beroep tegen de inmiddels overleden Indonesiër Yaseman uit Java, die werd mishandeld tijdens gevangenschap. De rechtbank in Den Haag bepaalde vorig jaar dat de Staat aansprakelijk is jegens de oud-strijder. Hoewel een schadevergoeding van 5000 euro is uitgekeerd, is de overheid ook in beroep gegaan tegen deze veroordeling.
In 2015 bepaalde de rechtbank in Den Haag dat Nederland ook aansprakelijk is voor de schade van kinderen en weduwen van geëxecuteerde mannen in Zuid-Sulawesi, destijds Zuid-Celebes. Zeker 3000 mannen werden door Nederlandse troepen doodgeschoten om het verzet de kop in te drukken. Nederland kon zich niet beroepen op verjaring, besliste de rechtbank.
Tientallen kinderen en weduwen dienden een schadeclaim in, waarvan een deel werd afgewikkeld. Maar de rechtbank oordeelde eind 2017 toch dat veel vorderingen daarna alsnog te laat zijn ingediend.
Advocaat Liesbeth Zegveld, die de nabestaanden bijstaat, vindt het onbegrijpelijk dat de Staat nu voor het eerst in hoger beroep is gekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat de kwestie niet verjaard is. „We zijn sinds het vonnis over de weduwen in Rawagede, waarin de Staat ook aansprakelijk werd gesteld, elf jaar verder. De grote vraag is: waarom nu?”