Rechter legt vaker tbs op
De strafrechter heeft de laatste twee jaar steeds vaker de tbs-maatregel opgelegd aan verdachten van ernstige misdrijven. Vorig jaar steeg het aantal met 42 gevallen: van 209 in 2017 naar 251 in 2018. In 2016 legde de rechter de maatregel 175 keer op. Volgens de Raad voor de Rechtspraak is er, bij gebrek aan onderzoek, geen duidelijke verklaring te geven voor de stijging.
Tbs kan worden opgelegd bij misdrijven waarop minimaal vier jaar gevangenisstraf staat.
„We hebben de indruk dat mensen steeds vaker met een psychische stoornis in aanraking komen met het strafrecht”, zegt rechter Jan Moors in een toelichting op de cijfers. „En dan is het aan de rechter om te kiezen of hij een straf oplegt of een behandeling. Dat kan dus ook tbs zijn.”
Voorwaarden voor het opleggen van tbs zijn dat er een stoornis moet zijn vastgesteld en dat de verdachte een gevaar vormt voor de maatschappij, aldus Moors. Gedragskundigen brengen doorgaans in een rapport een advies uit aan de rechter, na onderzoek. Moors: „Een rapport is niet altijd nodig. Soms kan ook uit andere stukken blijken dat er sprake is van een stoornis.”
Een verdachte hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling. „En dus ook niet aan een onderzoek”, aldus Moors. De rechter heeft wel de mogelijkheid een verdachte naar het Pieter Baan Centrum te sturen, voor een gedragskundige observatie van circa zes weken. Moors: „Het is dus niet zo dat een verdachte kan zeggen: ik doe even niet mee.”