Deftige dieren hadden ook al van die wenkbrauwtjes
In Lelystad zijn babyzwanen en eieren uit nesten geroofd. Gevreesd wordt dat de jonge dieren, de pulletjes, ergens op het menu staan – in sommige landen is zwanenvlees een delicatesse. Hoewel, niet alleen in verre buitenlanden. In Kasteel Amerongen ook, vroeger.
Terwijl burgers in Lelystad dezer dagen een pulletjeswacht hebben opgezet en patrouillerend langs de zwanennesten gaan, waarbij ze blauwe busjes in de gaten houden en speuren naar zwanendieven, vertelt een opgezette zwaan in Amerongen het verhaal van de nutsdieren in en om het kasteel in vroeger eeuwen. Hij staat in een oude voorraadkast met deuren van gaas, samen met een haan, eenden, een fazant en andere vogels. Dat konijnen en hazen werden gegeten is iets waar niemand van zal staan te kijken, maar wat doet die spreeuw in de voorraadkast? En dus vertelt Lodewijk Gerretsen, conservator van Kasteel Amerongen, over de spreeuwenpot en eitjes of jonge vogels die eruit werden gehaald voor consumptie.
Nog zoiets: duiven. Ze werden gegeten, en ze waren kostbaar vanwege de duivenmest, maar voor dat alles had je een duivenrecht nodig, zoals voor het houden van zwanen een zwanenrecht bestond. Alles rond adellijke zaken verliep volgens heldere regels, en dat gold door de eeuwen heen ook voor de dierenwereld op buitenplaatsen, ontdekt de bezoeker van de thema-expositie ”Deftige Dieren – Adellijke omgang met dieren op Kasteel Amerongen vanaf de Gouden Eeuw”.
Blok hout
De duiven, de spreeuw, konijnen, kippen en vos staan beneden. In een kamer boven, waar de eettafel royaal is gedekt en een opgezette zwaan in het midden pronkt, zegt Gerretsen: „De jachthonden van het kasteel waren belangrijk voor de jacht, maar het was niet de bedoeling dat de erfhonden in de omgeving mee gingen jagen. Dus kregen de honden van de boerderijen een zwaar blok hout aan hun nek.”
Het onderscheid tussen –letterlijk– boven en beneden, tussen de adel en de gewone man: het spreekt altijd tot de verbeelding en het roept dilemma’s op. Het leidde tot populaire dramaseries als ”Upstairs, Downstairs” in de jaren 70, en ”Downton Abbey” vanaf 2010. Daarin gaat het over de menselijke wederwaardigheden; de themarondleiding in Kasteel Amerongen vertelt zoiets via de dieren. De afbeeldingen, schilderijen en voorwerpen laten ruimte voor fantasie.
Wie is die staljongen op het schilderij van het paard Spott, uit 1769? Waarom is hij afgebeeld, en niet de eigenaar? Spott, zo blijkt, is op het schilderij zeven jaar. Het dier werd op vierjarige leeftijd gekocht en was één van de paarden van Frederik Christiaan Reinhart van Reede Van Amerongen (1743-1808). Het schilderij werd pas recent herkend als een werk van Tethart Philipp Christian Haag, die in 1792 ook een groepje van drie honden van prinses Wilhelmina van Pruisen schilderde.
Paarden waren heel belangrijk voor adellijke families; conservator Gerretsen vertelt er in vogelvlucht wat over. De dieren gaven status; mens en dier werden getraind voor oorlogen; rijlessen waren een vast onderdeel van de opvoeding van zowel de jongens als de meisjes. Een serie vierkante olieverfportretten uit de 18e eeuw toont iets van de dressuurkunst uit die tijd: een goede houding was cruciaal.
Op veel schilderijen en andere kunstwerken zijn de dieren als vanzelfsprekend tussen de mensen afgebeeld. Of de papegaai op de hand van het 18e-eeuwse portret van Seina Margriet van Wijhe echt haar huisdier was, of dat het dier gold als een symbool van zuiverheid, onschuld of rijkdom, is „moeilijk te zeggen.” Wel lijkt het erop dat op Kasteel Amerongen vogels als huisdier werden gehouden, vanwege de kwitanties voor bestellingen van vogelzaad die zijn gevonden.
Dat er ook portretten hangen van alleen dieren –zoals van een onbekende hond uit de 19e eeuw– is heel bijzonder, weet Gerretsen. Het zegt iets over de band die de adellijke eigenaar ermee moet hebben gehad. Margaretha Turnor (1613-1700) schrijft in een van haar brieven aan haar man –die als diplomaat vaak in Noord-Europa verbleef, terwijl zij op Amerongen veel betekende voor de herbouw van het kasteel– hoe verdrietig ze was toen haar hondje Citroentje dood was.
Die band tussen mens en dier door de eeuwen heen blijkt ook uit het feit dat geliefde huisdieren werden begraven op het landgoed, met daarbij een naam, jaartal en soms een extra grafschrift. In het boekje bij de Deftige Dieren-expositie wordt bijvoorbeeld het grafsteentje van hond Togo op Clingendaal genoemd: ”Heard nothing / saw nothing / knew everything” (Hoorde niets / zag niets / wist alles). Tuinarchitect Gijsbert van Laar tekende alvast ”Vier gedenkteekenen voor honden” in zijn boek over tuinkunst (1802). Zo’n rotsachtig graf zou kunnen „doen dienen tot het bewaren van het overschot van een geliefd schaapje, hondje, vogeltje, of eenig ander voorwerp uit de bezielde wereld, dat in zijn leven aan ons gehecht was, wanneer men een opschrift of toepasselijke verzen op het voetstuk zal plaatsen (…).”
Kattenbrug
‘Boven’ woonden de huisdieren – eerst schoothondjes, en later ook grotere honden, en nog later katten. Op strategische plekken in het huis zitten fraaie kattenluikjes. Niet in de brede binnendeuren, dat zou te veel tocht geven, maar in de muur ernaast, zodat de kat via de zijkamers door het grote huis kon dwalen. De kat werd pas vanaf het eind van de 19e eeuw een populair huisdier.
Dat Elisabeth van Aldenburg Bentinck (1892-1971) degene was die een kattenbrug over de slotgracht liet aanleggen, zodat katten veilig het kasteel in en uit konden, lijkt typerend voor haar. Zij was één van de laatste telgen van de familie die op Kasteel Amerongen woonde. De hele expositie in het kasteel is een ode aan haar, zegt Lodewijk Gerretsen. Zij sprak met boeren in haar omgeving over dierenwelzijn en reed rond in een verbouwde auto zodat ze dieren in de achterbak kon vervoeren. Viervoetige verschoppelingen ving ze op. Aan de rand van het Amerongse Bos begon ze een „tehuis” of „pension voor betalende en niet betalende gasten.” Het was het Hazenhuisje, nu dierenasiel De Hazenberg.
Ze at geen vlees, droeg geen bont en ging niet mee op jacht. In deze periode was Kasteel Amerongen een ‘beestenboel’, er woonden talloze honden en katten in het gezin van Elisabeth, zoals haar lievelingshond, de grote bruine Olaf, en de teckel Pucky.
”Deftige dieren” in Amerongen raakt aan hedendaagse discussies, zoals de kloof tussen productiedieren en huisdieren, dierenwelzijn, dieren eten, en de bijzondere band die er kan zijn tussen mens en dier. De rondleiding laat zien dat sommige dingen totaal zijn veranderd en andere helemaal niet. Deze week meldden Britse en Amerikaanse wetenschappers dat honden een bepaalde oogspier hebben waardoor ze hun ogen groter en triester kunnen laten lijken, en waardoor een mens voor hen wil gaan zorgen. De wolf heeft die spier niet. De adellijke bewoners van Amerongen wisten dit hoogstwaarschijnlijk nog niet, maar het effect was bij hen bekend, dat kan niet anders.
Rondleidingen op Kasteel Amerongen draaien tot 1 december om het thema ”Deftige dieren”.