In het eerste hoofdstuk zegt de apostel van de Efeziërs dat zij uitverkoren waren in Christus van voor de grondlegging van de wereld. Maar hoewel zij in Christus waren ten opzichte van Gods besluit, nochtans waren zij zonder Christus ten opzichte van de toe-eigening van het bloed van Christus aan hun ziel. Immers, waar een mens het geloof niet heeft, kan hij zich Gods liefde niet toe-eigenen. Wie de Geest van Christus niet heeft, is de Zijne niet.Hoewel zij dus in Christus waren ten opzichte van Gods besluit, waren zij nochtans zonder Christus ten opzichte van de dadelijke toe-eigening van Gods liefde aan hen. Zij konden immers hun ziel niet toe-eigenen dat Christus hen lief had en aannam tot Zijn kinderen, totdat zij gebracht waren in een bekeerde staat.

U zult mij vragen: Wat is het te zijn zonder Christus? Dat is te zijn zonder de zalige kennis van Jezus Christus, want hoewel een mens in zijn onbekeerde staat veel openbare kennis mag hebben, nochtans zegt de Schrift dat hij zonder de ware kennis van Christus is. Zo’n mens is zonder praktikale kennis van Christus. Hij weet veel en doet weinig. Die mensen belijden dat ze God kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken. Zij weten veel dingen en doen niets, ze zijn zonder geestelijke en ondervindelijke kennis.

Christopher Love, predikant te Londen (Een waar verhaal van ’s mensen staat, 1655)