Dieren herkennen met de neus op de grond
Sporen in de sneeuw, blubber, modder of het zand, ze vertellen soms een fascinerend verhaal. Alleen de geoefende sporenzoeker kent het. Natuurexperts René Nauta en Aaldrik Pot onthullen nu hun geheimen in ”Het prentenboek”.
Eén blik op de grond en René Nauta en Aaldrik Pot weten vrij snel welke diersoorten er leven en welke vogels er rondvliegen in een gebied. Ze hoeven geen dier te zien of te horen om te weten of het voorkomt in een bepaald gebied, of niet. „Prenten zijn in Nederland overal te vinden. Een das, een ree, een scharrelende zwarte kraai of een stappende reiger. In het buitenland verandert die wereld ineens weer en kruisen bruine beer, aardvarken, eland of lynx mijn pad. Al wandelend ‘zie’ ik ze lopen”, schrijft Nauta. „Diersporen en zeker prenten verrijken mijn leven en mijn beleving van de natuur. Ze nemen mij mee in de dierenwereld met al die verhalen om mij heen.”
In het hoofdstuk ”Toepassingen en onderzoek” staan verscheidene indrukwekkende verhalen bij foto’s van sporen. „Visualisatie is een boeiende tak binnen het spoorzoeken. Het is een van de punten waar wetenschap en storytelling elkaar raken. Visualisatie is niets anders dan dat je je probeert voor te stellen wat het dier deed op het moment dat hij het spoor maakte dat jij net gevonden hebt. Daarvoor heb je niet alleen goede vaardigheden op het gebied van spoorzoeken nodig, maar ook een gedegen kennis van diergedrag. Door het gedrag van dieren nauwkeurig te observeren en vast te leggen, kun je dat later mogelijk weer koppelen aan het door jou gevonden spoor. De snelheid waarmee een dier gelopen heeft of dat het juist ergens stilstond kun je vaak al aflezen aan een enkele prent of een serie prenten.”
Alsof een forensisch team aan het werk is geweest, zo duiden Nauta en Pot tal van natuursporen. Ze laten bijvoorbeeld een laatste route zien van een worm die is opgepikt door een merel (foto 1). Op een andere foto is te zien dat een scholekster een hele tijd bezig is geweest om een mossel open te krijgen (foto 2). „De prenten staan aan alle kanten om de mossel heen. Uiteindelijk is het hem gelukt. De mossel is leeg. Later kwam er nog een zwarte kraai aan (rasopportunist). Misschien was er nog een restje over. Zijn prenten staan over die van de scholekster heen. Daarom weet je dat hij als tweede kwam.”
Versleept
En wat is er gebeurd met de dode, jonge zilvermeeuw op het strand van Texel? Die ligt tegen de duinrand aan. „Van meerdere kanten komen daar kraaien op af. Ze landen heel veilig op een afstand. De diepe indruk van die landing is te zien. Dan stappen ze op het kadaver af. Ernaast is het een wirwar van prenten. En je ziet dat het kadaver versleept is. Let op de gladde plek in het zand. Maar heel veel kunnen ze er nog niet mee. Er is nergens een kans om bij het vlees te komen. Met zijn allen trekken en slepen ze aan de dode meeuw. Uiteindelijk geven ze het op en vertrekken ze weer.”
Een bevroren en besneeuwde sloot vol met pootafdrukken vertelt ons dat hier een muis zijn laatste sprongen heeft gemaakt. Hij is opgevreten door een uil (foto 3).
Kennis nodig
Om het verhaal achter de prenten te kunnen vertellen, is nogal wat kennis nodig. Toch is het lezen van de prenten voor elke leek te leren, zo leggen Nauta en Pot stapje voor stapje uit in ”Het prentenboek”. Na een algemene inleiding volgt in hoofdstuk 2 alles over voeten en poten van zoogdieren en vogels. Zo zijn dieren te onderscheiden als zoolgangers, teengangers en teenspitsgangers.
Heel simpel en fraai wordt het verschil uitgelegd. „Leg je hand plat op tafel. Tenen, (duim) en polskussen drukken af. Zo loopt een zoolganger. Druk je vingers plat op de tafel en houd de rest van je hand schuin omhoog. Vier vingers drukken af inclusief de palm van je hand. De duim alleen met veel moeite. Zo lopen teengangers.” Zoolgangers, zoals een das, lopen langzaam; teengangers, zoals een hond en kat, wat sneller en teenspitsgangers, zoals een paard, kunnen heel snel.
In hoofdstuk 3 laten de auteurs alle zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en ongewervelden in Noordwest-Europa zien. Het totaalplaatje is wat dit zo boeiend maakt.
Niet alleen krijg je de prenten (sporen en pootafdrukken) van dieren te zien, maar ook foto’s van hun voor- en achterpoten, want die kunnen nogal verschillen. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de poten van de egel (foto 4). Ook de voeten van mannetjes en vrouwtjes verschillen nogal eens: die van mannetjes zijn vaak groter.
In het boek komen verder onder meer de manieren van lopen (stap, draf, sprong en galop, galop, sprong en hop) aan de orde.
Duidelijk
De makers vertellen in ”Het prentenboek” over materialen en middelen van de sporenonderzoeker. Ze leggen uit hoe je goede foto’s, tekeningen of gips- en inktafdrukken maakt. Het boek staat boordevol tips, links naar interessante sites en er is een uitgebreide literatuurlijst. ”Het prentenboek” is voor elke leek goed te volgen dankzij de duidelijke illustraties en detailtekeningen. Al zal de gevorderde sporenzoeker er helemaal van smullen.