Marco den Toom jubileert: een kwarteeuw eigenzinnig musiceren
Wars van een schoolse benadering van muziek zoekt hij in ieder muziekstuk naar een „wow-gevoel.” Organist Marco den Toom (41) viert zijn 25-jarig jubileum. In de loop der jaren ontwikkelde hij zijn eigen stijl en verwierf zijn eigen publiek. „Ik denk dat ik mezelf gevonden heb en weet wie ik als musicus wil zijn.”
Donderdag voor Pinksteren, 16.00 uur. Handjesvol toeristen waaieren uit door de Grote of Sint-Bavokerk te Haarlem. Vrijwel allemaal met hun camera gericht op de indrukwekkende blikvanger: het machtige Müllerorgel. Verraste blikken als er plotseling geluid uit het roodbruine instrument komt. De camera snel op de videostand.
Tot vijf uur is de kerk open voor bezichtiging. „Ze vroegen of ik niet te hard wilde beginnen”, vertelt organist Marco den Toom achter de klavieren. „Maar dat is natuurlijk moeilijk voor mij.” Registrant Jan Willem Bonenberg: „Ja, is het allemaal hard?” Den Toom: „We repeteren vooral de crescendi, waar de registranten aan het werk moeten. Maar het is inderdaad een feestelijk programma, we geven vaak gas.”
Vijfentwintig jaar geleden speelde hij zijn eerste concert, als zestienjarige jongen. Nu staat –over vier dagen, op tweede pinksterdag– zijn jubileumconcert gepland. In de Bavo. Een wat ongewone plek, zegt hij tijdens de repetitie voor zijn concert. „De klank van het orgel past niet helemaal bij mijn publiek. Het lijkt in eerste instantie een wat nuchter, afstandelijk instrument, poëtisch niet zo spannend. Je hebt hier vrijwel geen strijkers; ook is er geen zwelkast, wat toch apart is voor het jubileum van iemand die zijn hele leven met één been in de zwelkast zit. En de tremulanten hebben ook niet zoveel te vertellen.”
Overigens doet de rugwerktremulant al meer dan het afgelopen halfjaar, vertelt Den Toom. „Die was stuk, maar ze hebben de tremulant speciaal voor mijn concert laten maken. Ze dachten waarschijnlijk: die zal Marco wel nodig hebben.” Lachend: „Dat hebben ze goed ingeschat.”
Onlogisch dus – en toch viel de keuze op het Müllerorgel. „Mijn vrouw speelde daar ook een rol in. Zij luisterde hier eens naar een van mijn concerten en was toen geweldig geïmponeerd door de ruimte. En het is natuurlijk ook een gaaf orgel. In Kampen, Rotterdam of Den Haag komt het publiek wel, maar daar ben ik ook al zo vaak geweest. Voor een feestje is het wel leuk om eens iets anders te doen.” Toch is Den Toom niet helemaal gerust of de bezoekers zullen komen. „We mogen blij zijn als er zo’n 200 komen. Het is Pinksteren en ook nog eens ver weg – in de buurt van Haarlem woont niet veel van mijn publiek.”
Kneedgum
Van de 25 achterliggende jaren is registrant Bonenberg er al vijftien jaar bij. „Ik was veertien toen ik begon, kon amper bij de bovenste rij registers.”
De registranten lezen hun opdrachten af van A4’tjes die met kneedgum boven de registers zijn bevestigd. Iedere registratiewisseling staat onder een letter van het alfabet. Als Den Toom de letter roept –of gromt– komen de twee mannen in actie.
De organist zocht thuis alle registraties uit, op zijn Hauptwerkversie van de Bavo. „Dat werkt als een trein en het scheelt hier heel veel werk. Anders ben je zo een extra middag bezig met uitzoeken.” In de meeste gevallen is hij tevreden met de keuzes die hij thuis maakte. „Het kan bijna een-op-een gebruikt worden. Alleen de windvoorziening kan je in de kerk nog weleens verrassen, of bijvoorbeeld hoe een tremulant reageert. En thuis kun je niet altijd inschatten hoe zwaar het speelt; of je een koppel er juist wel of niet wilt bijhebben.”
Rond 16.50 uur –„We hebben ze nu lang genoeg te vriend gehouden”– is het klaar met de zachte passages. De Lamentation van Alexandre Guilmant komt op de lessenaar; een klaagzang met indrukwekkend crescendo halverwege. Den Toom gaat er met grote sprongen doorheen; alleen de registratiemomenten zijn van belang.
Het is niet alleen hard werken op de orgelbank, ook ernaast moeten alle zeilen bij. Als plotseling bijna alle registers weg moeten, heeft registrant Cees Jan de Hon naast zijn beide armen ook zijn kin nodig. „Zo, dat ging rap”, verzucht hij na afloop. Den Toom: „Het geeft niet als je dat crescendo niet helemaal kunt bijhouden; het is haast nog mooier als het net niet lukt. Als het aan het einde maar vol is.” Bonenberg: „En als de Bazuin 32’ maar op tijd komt.” Den Toom: „Ja, wat een brompot is dat!”
Begin 2017 werd Den Toom benoemd als organist van het Van den Heuvelorgel in de Nieuwe Kerk in Katwijk aan Zee. Hij is er op zijn plek. „Het is eigenlijk een heel gek orgel, dat precies bij mij past. Het daagt me uit om te blijven zoeken naar de klank die ik graag wil horen. Daarnaast ben ik thuis in de kerkelijke gemeente; ik denk niet meer in kerkmuren. De diversiteit van de Katwijkse wijkgemeenten past goed bij mijn geloof.”
Burn-out
Niet lang na zijn benoeming stond de wagen echter helemaal stil: een zware burn-out trok een streep door zijn agenda. Plotseling was het niet, al zijn hele loopbaan kampt de musicus met fysieke klachten. „Maar als we zochten naar de oorzaak, was dat altijd iets ongrijpbaars.” Toch stapelden de jarenlange klachten zich op en resulteerden ze in 2017 in een „totaal lege accu.”
Den Toom is terughoudend in wat hij kwijt wil over de achterliggende periode. „Ik wil waken voor een zielig verhaal, want zo heb ik het zelf nooit beleefd. Ik blik vooral terug op 25 heel mooie jaren; ik ben op plekken geweest waar ik graag wilde zijn en heb veel kunnen doen wat ik ambieerde.”
Tegelijk ziet hij de impact van jarenlang spelen met fysieke klachten. „Door de burn-out ben ik verplicht om eerlijk naar mezelf te worden. Nu kan ik dat eerlijk uitspreken, een paar jaar geleden ging dat nog niet. De klachten hebben mijn programmering beïnvloed, in die 25 jaar heb ik niet altijd kunnen spelen wat ik eigenlijk graag wilde. Zo zou ik nog eens een Bach-cd willen maken en in Katwijk alle werken van César Franck opnemen. Maar als dat te veel kost, dan gaat het niet.”
Den Toom ziet een omslagpunt –een doorbraak– in de afgelopen weken. Ook daarin wil hij voorzichtig zijn. „Ik heb te vaak gezegd dat ik wist wat er aan de hand was. Het heeft tijd nodig.” Na de repetitie in de Bavo vertelt hij dat hij voor het eerst in jaren „niet bekaf was na een repetitie.”
Orkestwerk
De eerste repetitie-uren gaan snel voorbij; geconcentreerd en in hoog tempo werken Den Toom en zijn registranten het programma af. Het vierde deel uit de Negende symfonie van Antonín Dvořák –het oorspronkelijke orkestwerk zit boordevol registratiewisselingen– kost hun de nodige hoofdbrekens. Den Toom: „Waar gaat het nou mis? Nog eens vanaf het begin.” Bonenberg, na een nieuwe poging: „Nu gaat het toch goed?” Den Toom: „Ik heb het idee dat het maar net aan gaat, zullen we het nog een keer doen?”
De wisselwerking met zijn registranten is belangrijk, vertelt Den Toom. „Die jongens moet ik heel veel vertrouwen geven. In zo’n bewerking van een orkeststuk speel ik vanuit de grote lijn, ik vertel een verhaal. Als het dan nét niet loopt in een registratie ga ik zitten nadenken: hoort dit tongwerk er wel? Dan gaat gelijk de vaart uit zo’n stuk. Ik vraag veel van mijn registranten; zonder hen zou het een drama worden.”
Rond 18.00 uur komt er meer ontspanning; de basis voor alle stukken ligt er, nu moeten de puntjes op de i. De mannen delen hun mening over het instrument. „Het wordt al snel te scherp hier, laat die Mixtuur maar dicht.” „Die Regaal is een beetje een vreemde eend in de bijt.” Bewondering oogst het Müllerorgel ook. Na een slotakkoord: „Het is wel een beest, hè.”
Vier uur kreeg Den Toom voor zijn repetitie, daarna staat de volgende organist gepland. Ruim voor tijd is hij klaar. Om halfacht wordt er vast ingepakt. Den Toom: „Zo gaat het als je registranten je begrijpen. Maandag spelen we hier vanaf vier uur de laatste dingen nog door.”
Spektakelstuk
Vier dagen later, tweede pinksterdag, 18.00 uur. Een uur voor het jubileumconcert. Het is een broeierige avond. Wie goed luistert, kan vanaf de terrasjes rond de Bavo het orgel horen spelen. Nogmaals de negende van Dvořák repeteren. Twee dagen eerder plaatste Den Toom een video van de repetitie op zijn Facebookpagina met het stuk ”Joyful, Joyful” van Hector Olivera, gebaseerd op een thema uit Beethovens Negende symfonie. Volgens Den Toom „een van de meest uitzinnige uitingen van vreugde.” Hij schreef er een waarschuwing bij: „Met 25 jaar ervaring weet ik inmiddels dat de echte orgelpurist dit stuk zal ervaren als een veel te banaal spektakelstuk, wat niet thuishoort op een orgel en al helemaal niet in de kerk. Kunt u zich vinden in die stelling, kom dan maandag niet naar Haarlem.”
Het tekent de organist uit Nijkerkerveen. Hij staat voor zijn stijl, die hij door de jaren heen heeft gevonden. In de door vrienden geschreven jubileumglossy die in Haarlem wordt uitgereikt, valt met regelmaat het woord eigenzinnig. „Vooral vanwege mijn manier van spelen”, denkt de jubilaris. „Tijdens mijn conservatoriumstudie weken mijn ideeën al te veel af van de elitaire, schoolse benadering. In de stukken die ik programmeer en speel, ben ik altijd op zoek naar een wow-gevoel. Dat hoeft niet per se in een groot crescendo te liggen. In de Bavo speel ik een bewerking van Bachs ”Bist du bei mir”. Dan kies ik voortdurend voor registratie- of klavierwisselingen. Ook van zo’n stukje wil ik een symfonisch verhaal maken.” Die aanpak zou normaal moeten zijn, vindt Den Toom. „Zeker voor een instrument dat een eenmansorkest wordt genoemd. In Nederland wordt het meestal als solo-instrument gebruikt, waarbij je vijf minuten naar dezelfde klank zit te luisteren. Het doorsnee orgelconcert is daarmee eigenlijk heel saai.”
De overtuiging waarmee Den Toom voor zijn eigen stijl staat, was er niet van de ene op de andere dag. „Als ik mijn eerste concert in ’s-Graveland terugluister, is het allemaal braaf en keurig – zo wilde mijn leraar het ongeveer. Ik deed heel veel omdat anderen vonden dat het zo moest. Dat heb ik gelukkig helemaal losgelaten. Ik denk dat ik nu wel kan zeggen dat ik mezelf daarin gevonden heb en weet wie ik als musicus wil zijn. Tegelijk blijf je voortdurend zoeken naar een hoger niveau.”
Virtuositeit
Den Tooms vrees voor een tegenvallende opkomst blijkt ongegrond. Met zo’n 450 bezoekers is de Bavo goed gevuld. Het is een concert dat bij zijn vaste publiek herkenning zal oproepen. Veel virtuositeit, meerdere symfonische werken, een omlijsting met koraalmuziek. Een onconventionele, spetterende bewerking van de Sinfonia uit Bachcantate BWV 35 levert het eerste spontane applaus van de avond op. Niet gehinderd door „hoe het hoort”, aldus Den Toom. Hij geniet van zijn jubileumconcert. „Heerlijk dat de kerk zo vol zit. Je wordt tijdens zo’n avond op een positieve manier enorm geleefd. Ik moet het nog een plek geven allemaal. Ik ben heel dankbaar.”
Dat gevoel zoekt ook een muzikale vertolking tijdens de avond. Na het slotapplaus volgt een toegift. Gedragen, verstild. „De dag, door Uwe gunst ontvangen is weer voorbij, de nacht genaakt; en dankbaar klinken onze zangen tot U, die ’t licht en ’t duister maakt.”
Jubileumconcerten en vriendenglossy
Marco den Toom werd geboren op 29 januari 1978. Hij studeerde orgel aan het conservatorium van Utrecht en volgde les bij Herman van Vliet, Charles de Wolff, Klaas Jan Mulder en Jacques van Oortmerssen.
Zijn eerste concert speelde hij op 11 juni 1994 in ’s-Graveland, deze week 25 jaar geleden. Den Toom besteedt op verschillende manieren aandacht aan zijn jubileum als organist. Maandag vond in de Bavokerk in Haarlem een jubileumconcert plaats. In september staat een galaconcert in het Amsterdamse Concertgebouw op de planning. Ook verscheen een door vrienden samengestelde jubileumglossy.