Groen & duurzaamheid

Het Lauwersmeer maakte een slechte start

Vijftig jaar geleden werd op 23 mei de dijk in de Lauwerszee afgesloten. Daarmee werd de zee Lauwersmeer. De eerste jaren was het een ecologisch rampgebied, maar sinds 2003 trekt het nationaal park vogelaars en toeristen van heinde en verre.

Theo Klein
27 May 2019 07:22Gewijzigd op 16 November 2020 16:07
Luchtopname van de afsluiting van de Lauwerszee, 23 mei 1969. Het laatste caisson (van de in totaal 25 caissons) wordt ingevaren waarmee het sluitgat is gedicht. beeld ANP, Nationaal Archief
Luchtopname van de afsluiting van de Lauwerszee, 23 mei 1969. Het laatste caisson (van de in totaal 25 caissons) wordt ingevaren waarmee het sluitgat is gedicht. beeld ANP, Nationaal Archief

De afsluiting werd vooral met vreugde begroet door Friese, en in mindere mate, Groningse boeren. Maar in de vissersplaatsjes langs de Friese en Groningse Lauwerszeekust overheerste verdriet. Frieda Buitjes (1956) uit Zoutkamp kan het zich nog haarscherp herinneren. Toen de toenmalige koningin Juliana symbolisch de Lauwerszee kwam afsluiten met het afzinken van de laatste caissons mocht de vissersdochter van haar vader niet met haar klasgenootjes naar de dijk. „Mijn vader was woest dat de zee werd afgesloten. „Een kind van een visser gaat daar niet naartoe”, kreeg ik te horen.”

Ze kreeg Juliana alleen te zien toen de koningin de haven van Zoutkamp bezocht waar de vissersschepen voor het laatst lagen aangemeerd. „En met de vlag halfstok. Indertijd snapte ik niet dat ik niet met mijn klasgenootjes mee mocht. Maar later zag ik in welke impact de afsluiting van de zee had voor de vissers. De meeste vissers voeren elke dag uit. Heel Zoutkamp leefde op het getij. Bij hoogwater hoorde je het geklepper van de klompen van de vissers die naar de haven gingen. Bij terugkomst van de vloot werd ik als kind door mijn vader vaak bij de schutsluis aan boord getild om het laatste stukje mee te varen naar de haven. Dat was allemaal in één keer over.”

Massawerkloosheid

Toch was 1969 een sluitstuk van een lang proces. In 1611 werd al geopperd om de in de twaalfde eeuw ontstane binnenzee met een dijk af te sluiten. In 1849 kwam het idee weer op. Vooral door het grote verschil in afwateringspeil tussen Friesland en Groningen zag men ervan af. Ook in de jaren dertig van de vorige eeuw dacht de overheid er serieus over na een dijk aan te leggen. Het leek een mooi werkgelegenheidsproject in een tijd van massawerkloosheid in de crisisjaren. Maar ook die plannen verdwenen in de la.

Na de watersnood van 1953 was niet werkgelegenheid maar veiligheid aanleiding voor een nieuwe studie naar de afsluiting van de Lauwerszee met een 13 kilometer lange dijk. Als alternatief werd er gekeken naar het verhogen van 32 kilometer dijk rond de Lauwerszee.

In Friesland genoot afsluiting veruit de voorkeur. Niet alleen zou dat de boeren landwinst opleveren, het nieuwe meer bood ook een betere afwatering voor de landbouwgrond. Toen de overheid, vooral uit kostenoverwegingen, voor de optie dijkverhoging leek te gaan, kwam Friesland in opstand. Een actiecomité toog met 135.000 handtekeningen voor de afsluiting naar Den Haag en onder het motto ”De Lauwerszee moet dicht!” was er in 1959 in Leeuwarden een grote bijeenkomst om de Friese eis kracht bij te zetten. De Friezen wisten de overheid te overtuigen. Op 10 juni 1960 besloot het kabinet-De Quay de Lauwerszee af te sluiten met een afsluitdijk. Het werk begon in 1961 met de aanleg van een werkhaven bij Oostmahorn. Met het zakken van twee caissons acht jaar later werd het werk voltooid.

Protest Zoutkampers

De tegenstanders van de afsluiting konden geen vuist maken, al probeerden vissers uit Zoutkamp nog wel op te komen voor hun belangen. Kees Mollema (73) was een van hen. Hij voer vanaf zijn veertiende en had op zijn negentiende een eigen boot. „Toen ik begin jaren zestig als visser begon had ik geen idee dat het binnen tien jaar afgelopen zou zijn met de visserij in Zoutkamp. Ik viste zelf met een wat grotere boot op de Noordzee net boven de Waddeneilanden, maar kwam altijd naar de haven van Zoutkamp en de visafslag. Ik zat in het bestuur van de visserijvereniging. Gek genoeg maakten de vissersdorpen niet gezamenlijk een vuist tegen de plannen. Vooral in Zoutkamp leefde het verzet. Dat had met 32 boten ook de grootste vloot.”

Frieda Buitjes weet nog dat de vissers zich bij haar ouders thuis verzamelden om te kijken wat ze tegen de afsluiting konden doen. „Een afvaardiging ging naar Leeuwarden. In de Harmonie was een manifestatie voor de afsluiting. Een handvol Zoutkampers wilde duidelijk maken wat de afsluiting voor hen betekende. Ze werden weggehoond en dropen als geslagen honden af.”

De sfeer tussen Friesland en Groningen werd steeds grimmiger, vertelt Buitjes. „Sommige Zoutkampers riepen dat de brug over het Reitdiep er maar uit moest, dan konden de Friezen hier niet meer komen.”

Dat afsluiting meer veiligheid betekende voor de bewoners van de regio speelde volgens Mollema bij de Groningers geen rol, ook niet na 1953. „Aan de Groningse kant hadden de boeren er altijd voor gezorgd dat de dijken goed waren. Aan de Friese kant waren ze minder op hoogte, daar leefde de angst meer.”

Volgens historicus Albert Buursma (59) oriënteerden de vissers rond de Lauwerszee zich in de jaren zestig al veel minder op de binnenzee. „Ze visten op de Lauwerszee vooral op puf, ondermaatse garnalen, dat werd gebruikt als veevoer of als mest op het land. Vanaf 1959 mocht daar van overheidswege niet meer op worden gevist en richtte men zich op de consumptiegarnaal die in de Waddenzee werd gevangen. Dat was voor de Nederlanders toen nog relatief onbekend voedsel. In die tijd begonnen de visserijdagen om de garnaal populair te maken.”

De grote felle actie van voorstanders van de afsluiting hing volgens hem samen met de angst in het noorden dat Den Haag de noordelijke provincies liet zitten. „De overheid had eind jaren vijftig toegezegd dat in het kader van de Deltawerken de Lauwerszee zou worden afgesloten. Maar in de begroting van 1960 was daar weer niets over opgenomen. Toen trok men aan de bel.”

Dat vooral de Friezen zich lieten horen, komt volgens Buursma voort uit een mentaliteitsverschil tussen Friezen en Groningers. „Iemand merkte onlangs op dat als niet Groningen maar Friesland bevingschade had gehad er veel heftiger was geprotesteerd. De meeste Groningers zagen ook graag de zee afgesloten. Maar ze hielden zich veel rustiger.”

Stank

Stond veiligheid voorop bij de afsluiting, van de Lauwerszee het Lauwersmeer maken had volgens hem meer voordelen. „In de jaren vijftig groeide de wens van een eigen militair oefenterrein voor het Nederlandse leger, dat voor grote oefeningen vooral op Duitsland was aangewezen. Onder de Lauwerszee zaten vooral zandplaten, dus voor een groot akkerbouwgebied kwam het niet in aanmerking.” De afsluiting leidde tot de creatie van het militair oefenterrein Marnewaard, waar later ook het oefendorp Marnehuizen werd gebouwd.

Met de groeiende vrije tijd en het opkomend toerisme kwamen ook recreatie en, in mindere mate, natuur als argumenten voor inpoldering naar voren. Maar dat het Lauwersmeer zou uitgroeien tot een nationaal park waar vooral vogelaars van heinde en verre naartoe komen was in de jaren zestig niet voorzien, vertelt boswachter Jaap Kloosterhuis van Natuurmonumenten. „Wat met de afsluiting van de Lauwerszee gebeurde zouden we nu een ecologische ramp noemen. Het gebied werd rigoureus van zee afgesloten. Daarmee werd een deel van het ecosysteem van de Waddenzee geamputeerd. Bijna alle leven ging dood en het stonk er de eerste tijd vreselijk.”

Wat er met het nieuwe gebied moest gebeuren was ook niet meteen duidelijk. „Er zijn geloof ik wel twintig plannen gemaakt voor de inrichting van het gebied. En bij de meeste daarvan stond niet de natuur zoals het uiteindelijk is geworden voorop, maar recreatie en landbouw. Zo was er op de Blikplaat een dorp van 1600 inwoners gepland. En er moest een kanaal dwars door de zandplaat komen zodat de toeristen een rondje konden varen. Een landschapsarchitect pleitte voor een gebied vol geometrische patronen om aan te geven dat de natuur was overwonnen door de mens.”

Dat het zover niet kwam is te danken aan landschapsarchitect Wijbe de Vries en aan Defensie. „De Vries opteerde voor rondere vormen en het gebied zo veel mogelijk aan het bestaande landschap aanpassen met zijn weidsheid en maritieme natuur.”

Defensie twijfelde lang tussen de aanleg van twee kleinere oefenterreinen of één grote, dat er uiteindelijk kwam. Die besluiteloosheid zette alle verdere plannen stil en zo kon zich een prachtig natuurlandschap ontwikkelen dat het waard was te behouden.

„Zonder Defensie geen Lauwersmeergebied, zeg ik weleens. Op de Middelplaat in de Kollumerwaard was al een schietbaan ingericht. Daardoor blies men het dorp en kanaal op de Blikplaat af, want die zouden in het schootsveld van de schietbaan komen. Na de omlegging van het oorspronkelijke tracé van de N361 dubde Defensie nog zo’n vijftien jaar over het tweede oefenterrein, maar de keuze viel uiteindelijk op één groot terrein. In die periode drong in Nederland steeds meer het belang van de eigen waarde van natuur door. Zo werd natuur en niet de recreatie leidend voor de ontwikkeling van het gebied.”

Vijf landschappen

Het bijzondere van het park is dat het vijf landschappen kent, met een eigen vegetatie en vogelsoorten. „Je hebt de diepere wateren waar de aalscholver, de brilduiker en de fuut zich thuis voelen. In het ondiepe water zitten de steltlopers. Verder hebben we ruigten waar je vogels zoals de veldleeuwerik, de graspieper en de blauwborst kunt vinden. De rietvelden herbergen soorten zoals de ral, de roerdomp, het baardmannetje, karekieten en de koekoek. En we hebben hier bossen waar de zeearend, de nachtegaal en de wielewaal zich thuis voelen. Soorten die het niet doen in stadsparken en in je achtertuin en daarom de moeite waard om hier te behouden.”

Het behouden van dergelijke soorten vraagt volgens Kloosterhuis wel menselijk ingrijpen. „De natuur ontwikkelt zich in stappen en streeft naar een climax. Dat wordt in Nederland nog versneld door alle extra voedingsstoffen die via de landbouw in de natuurgebieden neerslaan. Laat je in Nederland de natuur haar gang gaan dan komt er uiteindelijk altijd een loofbos. Dat zou in dit gebied het einde betekenen voor veel vogelsoorten die het toch al moeilijk hebben.”

Grote grazers zijn een van de wapens die Natuurmonumenten inzet. Een hoger waterpeil en een gedempt getij, waarbij zout water uit de Waddenzee vrij kan in- en uitstromen door de spuisluis bij Lauwersoog, kunnen ook een snelle verbossing tegengaan. Maar daar wordt, vooral door boeren, tegen te hoop gelopen.

„Dat protest rijst omdat mensen een verkeerd idee hebben van die plannen. Ze stellen, ten onrechte, dat ze ten behoeve van de natuur meer gevaar moeten lopen. Vanaf 1969 was het streefpeil van het meer 93 centimeter onder NAP. Maar die stand fluctueert constant. Bij hoogwater in de Waddenzee kan er soms tijden niet worden gespuid en tikt het peil soms NAP aan. Een 40 centimeter hoger waterpeil wil niet zeggen dat het bij een waterstand van rond NAP dan 40 centimeter boven NAP komt. Wel dat de stand niet zo snel mogelijk naar -93 moet worden gebracht, maar naar -53. Zo houd je de dynamiek er in.”

Verzilting van het meer kan ook gevolgen hebben voor diverse dieren in het gebied, erkent Kloosterhuis. „Maar zo werkt de natuur. Er komen dan weer andere soorten voor terug.”

Het natuurgebied heeft volgens hem toekomst. Maar hoe die eruit komt te zien, hangt volgens hem sterk af van het scenario waar men voor kiest. „Met een gedempt tij is er over vijftig jaar een heel andere natuur dan wanneer er helemaal niets wordt gedaan. Ik heb weleens de indruk dat mensen niet geneigd zijn om verstandige dingen te doen. Aan de andere kant, we komen ook regelmatig tot inkeer. Dertig jaar geleden lieten we gewoon al het industriële afvalwater de Waddenzee instromen, dat zou nu absoluut niet meer kunnen.”

Zo’n toeristentrekker als het Lauwersmeergebied werd, zo weinig aandacht is er altijd voor het waterbouwkundig werk geweest. Volgens historicus Albert Buursma is het niet zo vreemd dat het Lauwerszeeproject in de schaduw van de Deltawerken en de Afsluitdijk is komen te staan. „In feite was het ook maar een klein onderdeel van de Deltawerken. En in vergelijking met de Afsluitdijk is het maar een korte dijk. Anders dan op de grote broer is er geen monument gekomen. Er zijn ook geen souvenirs van en er komt geen toerist speciaal naar de dijk kijken. Het is nu eigenlijk een stuk weg waar je overheen rijdt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer