Gastvrij voor de Portugese Joden
Moeten we de Joden in ons land toelaten? En zo ja: moeten we hun dan ook de uitoefening van hun religie toestaan? Over die vragen boog de rechtsgeleerde Hugo de Groot zich in zijn ”Remonstrantie” (1615). Een werk met een actuele spits, bleek dinsdagmiddag in Den Haag.
Het was niet de minste locatie waar de stichting Morashe haar wetenschappelijke editie van Hugo de Groots Remonstrantie presenteerde: het gebouw van de Hoge Raad der Nederlanden in de hofstad. De Groot (1583-1645) is dan ook van grote betekenis geweest voor het hoogste Nederlandse rechtscollege. „De hoofdpersoon van vanmiddag staat in brons gegoten voor de deur”, zei Marianka van Lunteren, voorzitter van Morasha (Stichting voor de Geschiedenis der Nederlandse Joden).
Initiatiefnemer van de nieuwe uitgave was ir. Jaap Sajet, oud-voorzitter van deze stichting. Zijn weduwe, Betty Sajet-Mullem, kreeg dinsdag het eerste exemplaar, verschenen bij Brill in Leiden, overhandigd. Van Lunteren: „Het gaat hier om een studie over een onderwerp van groot historisch belang, dat ons ook in 2019 wat te zeggen heeft.”
Gastvrijheid
Dat laatste benadrukte prof. dr. Ernst Hirsch Ballin, oud-minister van Justitie, in zijn lezing eveneens. Hugo de Groot kende grote waarde toe aan gastvrijheid, zei hij, en daar schort het in deze tijd nogal eens aan. „Een Duitse auteur gebruikte inmiddels de term „Europese ongastvrijheid.””
”Remonstrantie nopende de ordre dije in de landen van Hollandt ende Westvrieslandt dijent gestelt op de Joden” luidt de volledige titel van het geschrift dat –naar alle waarschijnlijkheid– Hugo de Groot ruim 400 jaar geleden schreef. De term Remonstrantie kan verwarring veroorzaken, merkte Hirsch Ballin op: ook het verzoekschrift uit 1610 waaraan de „Erasmiaanse remonstranten” hun naam te danken hebben, draagt die. „Toch had De Groots Remonstrantie uit 1615 hier wel iets mee te maken: deze kwam uit dezelfde geestelijke stroming voort, op tolerantie gericht.”
Hirsch Ballin, tegenwoordig onder meer hoogleraar mensenrechten aan de Universiteit van Amsterdam, noemde de Remonstrantie van Hugo de Groot een „vroege uiting van de kenmerkende Nederlandse tolerantie en acceptatie van verscheidenheid, die vandaag de dag nogal eens wordt aangevallen – vaak met de boodschap om wat minder tolerant te zijn.” Joden, stelde Hugo de Groot voor, moesten als gasten beschermd worden en mochten in beslotenheid hun geloof belijden. Hirsch Ballin: „Van gelijkheid, als mensenrecht, was in de Republiek nog geen sprake. Het duurde nog tot de Bataafse revolutie in de achttiende eeuw voordat Joden burgerrechten kregen. De Remonstrantie is een doorgangshuis op de weg naar een volledige erkenning van groepen als medemensen.”
Portugese kooplieden
Dr. David Kromhout, die de uitgave samen met dr. Adri K. Offenberg verzorgde, gaf een toelichting op de Remonstrantie. Hugo de Groot stelde deze op verzoek van de Staten van Holland op nadat steeds meer Portugees-Joodse kooplieden zich in Nederlandse steden hadden gevestigd.
Hoe dacht De Groot over Joden? Was hij een antisemiet? „Zijn tekst is niet mis”, aldus Kromhout. Hoe dan ook: „De Groot gaf drie argumenten waarom het toch goed was de Joden toe te laten. Het eerste was puur juridisch: als je mensen verbiedt binnen te komen, is dat een straf. Maar dan straf je dus iemand die geen strafbaar feit heeft gepleegd. De hele natie had misschien iets op zijn geweten, maar individuen kon je daar niet voor straffen.”
De Groots tweede argument was: „Als de Joden hier kennis zouden maken met de ware vorm van het christendom, en ontdekten dat hier allemaal fantastische christenen woonden, zouden ze zich bekeren. Want ze kenden eigenlijk alleen katholieken.”
Het derde argument was van financiële aard. „En: als de Joden hier kwamen wonen, brachten zij ook veel kennis mee op het gebied van het Oude Testament, Hebreeuws en rabbijnse bronnen.”
Mochten Joden vervolgens ook hun religie uitoefenen? „Wat De Groot betreft: Ja, zij het onder voorwaarden. Een verbod, of dwang, heeft geen zin: dan worden ze misschien goddeloos, en dat is nóg erger.”
Kromhout wierp de vraag op of de Remonstrantie een tolerante tekst is. „In vergelijking met de situatie van Joden elders op de wereld ging de Remonstrantie een mijlpaal verder. In Italië bijvoorbeeld was in die tijd juist een getto voor hen opgericht.”
Overigens is aan de Remonstrantie nooit gevolg gegeven. Stichtingsvoorzitter Van Lunteren verwees in dit verband naar de laatste woorden van Hugo de Groot: „Door veel te begrijpen, heb ik niets bereikt.” Van Lunteren: „Alles bleef uiteindelijk hoe het was. De steden bleven zelf beslissen.”
„Rechten blijven kwetsbaar”
Een belangrijk werk, noemde prof. mr. Maarten Feteris Hugo de Groots ”Remonstrantie” uit 1615 dinsdag. De president van de Hoge Raad kreeg het „tweede eerste exemplaar” van de wetenschappelijke editie ervan aangeboden. Fundamentele rechten blijven altijd kwetsbaar, gaf hij aan. Feteris verwees hierbij naar een recent constitutioneel congres in Hongarije, waar hij zich kritisch had uitgelaten over bepaalde ontwikkelingen in dit land. „Ik kreeg vervolgens het advies persoonsbeveiliging aan te vragen.”