Psalmdraaiorgel: een honderdjarige evangelist
Er wordt gefluisterd dat ds. G. H. Kersten het psalmdraaiorgel door Rotterdam liet rijden. De psalmen moesten de burgerij naar de kerk lokken. Het blijft gissen; niemand kan, wil of durft het gerucht bevestigen. Maar het psalmdraaiorgel bestaat nog steeds en is beter geconserveerd dan de Rotterdamse kerken dat zijn.
Het eeuwfeest van het evangelisatieorgel –ook wel het ”Psalmorgel van Koppelaar” genoemd– kan gevierd worden; het moet ergens tussen 1911 en 1919 zijn gebouwd door de Belgische fabrikant Aimé Koenigsberg. Het was toen nog een straatorgel. Rond 1930 kocht de Rotterdamse Klaas Koppelaar het pierement. Om het geschikter te maken voor het geestelijk lied, bracht hij het orgel naar orgelfabrikant Jac. Minning. Die plaatste er wat registers bij; een bourdon, een bariton en een cello. De aanwezige gedragen, diepe bas deed de rest en het draaiorgel was afgestemd op geestelijk repertoire.
Klaas Koppelaar is medewerker van de stadsevangelisatie Het Vischnet van ds. J. C. H. Scholten en dagelijks te vinden in de Rotterdamse straten. Rammelend met zijn mans, een geldbakje klampt hij voorbijgangers aan. Niet alleen om wat muntjes voor de armen binnen te halen. Vooral om te spreken van eeuwig wel en eeuwig wee, van schuld en verzoening, van wet en Evangelie. Daarbij begeleid door de tonen van ”Als g’ in nood gezeten” of Psalm 146: ”Prijs den Heer met blijde galmen”.
In 1938 gaat het ”Psalmorgel van Koppelaar” –een van de twee draaiorgels van Het Vischnet– in de verkoop en vervolgens gaat het van hand tot hand. Het instrument overleeft de bombardementen en de oorlog in Rotterdam, draait een poosje in Den Haag, komt terug in Rotterdam en orgelt vanaf 1966 in Haarlem. Onder een schuilnaam: draaiorgel Bloemenstad. Vader, moeder en zoon Bert Jansen draaien tot de eeuwwisseling het populair Hollands repertoire en gaan met de mans rond. Na de dood van vader en moeder Jansen en het tragisch einde van Bert –wiens huis, bed en leven in vlammen opgaan– staat het draaiorgel in een opslag, onder toezicht van een notaris.
Vaders hobby
Tot de Maartensdijkse A. J. H. Bontan zich meldt. Hij koopt het draaiorgel en parkeert het in de kapschuur van zijn zoon Michiel in Kamerik. Michiel Bontan: „Mijn vader had van jongsaf een passie voor draaiorgels; bouwde er zelf ook een. Dit psalmorgel wilde hij restaureren. Ik had nooit zo’n klik met zijn hobby, maar toen het orgel achter mijn huis stond, kon ik niet nalaten het af en toe aan te zetten. Dat was het begin van een gedeelde passie. Die echter niet lang duurde, want mijn vader overleed plotseling. Bij de verdeling van de nalatenschap kreeg ik het orgel.”
Het instrument verkeert op dat moment in slechte staat. „Membraampjes waren gescheurd en lekten. Sommige registers speelden niet of slechts half, een aantal pijpen weigerde dienst. Het front was verzaagd en miste een aantal delen, de zijvleugels waren veranderd. Het draaiorgel was gewoon een ruïne.” Met zijn vader maakte Michiel nog plannen voor de restauratie. Aan de hand van wat oude foto’s beslisten zij dat het psalmorgel teruggebracht moest worden in de situatie van 1934, toen Koppelaar ermee evangeliseerde. „Maar ik moest het zonder mijn vader doen. Bij het openmaken van de kast trof ik een spaghetti van slangen aan. Het was duidelijk dat ik deskundige hulp nodig had. Mijn vader had veel relaties in de draaiorgelwereld. Daar deed ik een beroep op en Hans van den Berg, restaurateur en conservator bij het Utrechtse Museum Van Speelklok tot Pierement (nu Museum Speelklok), was bereid te helpen. Hij gaf aanwijzingen en controleerde mijn ‘huiswerk’. De winteravonden dook ik in de boeken. Zo ontfutselde ik het draaiorgel zijn geheimen.”
Orgelboeken
Wil je een draaiorgel restaureren, dan moet je overal een beetje verstand van hebben. Vooral moet je je verdiepen in de historie van het orgel. Maar ook houten pijpen maken, lofwerk snijden, een wagen construeren, een balg met leer beleggen, het toetsmechanisme in conditie houden, de kartonnen orgelboeken leren ‘kappen’. Michiel Bontan –in het dagelijks leven technisch rechercheur bij de forensische opsporing– raakt er niet meer van onder de indruk. „Techniek is nu eenmaal mijn ding. Alleen schilderwerk besteed ik uit. Dat is níét mijn ding.”
Inmiddels heeft Bontan zelf nóg een orgel gebouwd, de Jubal. Onzichtbaar heeft hij er een computersysteem in verwerkt waarmee het instrument ook zonder de kartonnen boeken de liederen kan spelen. Een prachtige vinding, maar het zal de toekomst van het draaiorgel niet rooskleuriger maken. „Draaiorgels zijn duur, vragen veel onderhoud en er valt op straat niet meer mee te verdienen. De mensen hebben geen munten meer in hun zak. Vooral de grotere draaiorgels worden steeds meer museumstukken.” De Amsterdamse draaiorgelbouwer en -verhuurder Gijs Perlée gooide al enige tijd geleden de handdoek in de ring. Nadat drie van zijn orgels in brand waren gestoken en een vierde orgel verongelukte in de Coentunnel.
Toekomst
De toekomst van het ”Psalmorgel van Koppelaar”? „Mijn kinderen hebben er geen belangstelling voor. Ze hebben een goede technische achtergrond, maar de draaiorgelmuziek spreekt hun niet aan. Hoewel, Stef, mijn kleinzoon. Hij kan zomaar een halfuur ademloos naar draaiorgels kijken en luisteren naar de muziek. Misschien…”