In memoriam neerlandicus dr. Bert Hofman (87)
Tot op hoge leeftijd bleef dr. E. (Bert) Hofman uit Gouda, die donderdag op 87-jarige leeftijd overleed, actief als dichter en opiniemaker.
Nog begin deze maand mengde de neerlandicus zich in het Nederlands Dagblad in een discussie over het wel of niet zingen van het Wilhelmus in de eredienst. Als kenner van het volkslied –hij publiceerde er meermalen over– stelde Hofman dat het Wilhelmus als verzetslied niet thuishoort in een eredienst. Maar als een gemeente op de zondag na de verjaardag van de koning na de zegen het Wilhelmus aanheft, „om samen met alle aanwezigen onze nationale identiteit te beleven”, is daar volgens hem niets mis mee. „Doen!” zo besloot hij zijn opiniebijdrage.
Het typeert de strijdbaarheid van de Goudse neerlandicus. Datzelfde vuur legde Hofman aan de dag toen hij een aantal jaar geleden de handschoen opnam om werk te maken van een herziening van de psalmberijming van 1773. Aanvankelijk als lid van een commissie van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland, vervolgens op persoonlijke titel.
De reden om op hoge leeftijd nog aan zo’n klus te beginnen, was dat hij met lede ogen aanzag dat met name jongeren de psalmen vanwege de taalkloof niet meer zingen. „De oude berijming is me dierbaar”, zei hij daarover drie jaar geleden in een interview met het Reformatorisch Dagblad. „Deze psalmen zijn voor me gaan leven. Daarom gaat het me aan het hart als met name jongeren ze niet meer begrijpen vanwege de verouderde taal. Ik wilde wel een poging wagen om te voorkomen dat deze psalmen worden afgeschaft of ingeruild voor een nieuwe berijming.”
Van Hofmans herziening verscheen in 2016 bij uitgeverij Jongbloed een proefbundel met vijftien psalmen. De Gouwenaar maakte nog mee dat ze in ieder geval in zijn eigen kerkelijke gemeente, de Gereformeerde Bondsgemeente die in de Sint-Janskerk samenkomt, gezongen werden.
Hofman, geboren in Krabbendijke als zoon van ds. M. Hofman van de Gereformeerde Gemeenten, was van 1958 tot 1988 als docent Nederlands verbonden aan het Christelijk Lyceum in Gouda. Daarnaast was hij actief als dichter (in 1976 verscheen zijn eerste echte bundeltje, ”Voortbestaan”) en schreef hij regelmatig over christelijke poëzie. In zijn boek ”Literatuur met de Bijbel” (1984) verwoordde hij zijn visie op wat christelijke literatuur volgens hem was.
In 1982 stond Hofman aan de wieg van de vereniging Schrijvenderwijs, waar protestants-christelijke auteurs elkaar ontmoetten. Jarenlang was hij voorzitter van de vereniging en ook richtte hij in 1983 het verenigingsblad Woordwerk op. Tot 1984 zat hij in de redactie van het blad, dat in 1998 samen met z’n evenknie Bloknoot verderging onder de naam Liter.
Wetenschappelijk kwalificeerde Hofman zich in 1993 met een dissertatie over de 16e-eeuwse Schriftuurlijke lyriek (”Liedekens vol gheestich confoort”), die hij aan de Rijksuniversiteit Utrecht verdedigde. In 2006 bracht hij in het boek ”Crisis in de kerk” nog tachtig van deze Schriftuurlijke liederen voor het voetlicht door ze in een hertaling met toelichting opnieuw aan te bieden.