Column: Utopie toont wat er aan samenleving mankeert
De titel van een artikel van de Groningse honours-student Tess Beukema in het studentenblad Honours Review luidt: ”Utopieën, die bijten”. Ik was laatst voor een bijeenkomst in het prachtige academiegebouw van de Universiteit van Groningen, toen ik dat blad op een tafel zag liggen. Bij het doorbladeren werd mijn aandacht getrokken door deze titel. Utopieën zijn voorstellingen van een ideale wereld. Sinds Thomas More in 1516 zijn boek ”Utopia” publiceerde, zijn er vele ideaalbeelden voor de samenleving voorgesteld. In de hedendaagse technologische ontwikkelingen worden regelmatig beloften gedaan die een utopisch karakter hebben. Dankzij technologie kunnen we onbeperkt communiceren, kunnen we ons verplaatsen en overal komen en komt er een einde aan ziekten en misschien zelfs wel aan het sterven.
Toch schrijft Beukema dat utopieën ‘uit’ zijn. Maatschappelijke idealen zoals die door allerlei ideologieën zijn uitgedragen, zijn één voor één failliet gegaan. De laatste grote ideologie die sneuvelde, was het communisme en wel met de val van de Berlijnse Muur en de daaropvolgende ontbinding van de Sovjet-Unie. Hoewel die term niet valt, bedoelt Beukema met het wegvallen van de utopieën eigenlijk hetzelfde als wat we vaak aanduiden met ”postmodern denken”. Toch gebruikt zij de term ”utopie” nog wel voor het consumentisme, dat volgens haar de nieuwe utopie van onze tijd geworden is. Maar het is een wel heel schrale utopie, waarin het nastreven van maatschappelijke idealen is gereduceerd tot het nastreven van individuele behoeften en verlangens. De bredere vragen van de maatschappij worden ondergesneeuwd door vragen als: „Welke nieuwe mobiele telefoon ga ik nu weer kopen?”, of: „Hoeveel likes heb ik vandaag gekregen?” Beukema betreurt daarom het weg-eroderen van de utopie en pleit voor een comeback van maatschappelijke ideaalbeelden.
Nu betekent utopie letterlijk ”niet-plaats” (hoewel er waarschijnlijk ook gezinspeeld wordt op het Griekse woord ”eu-topos”, oftewel ”goede plaats”). Is het nastreven van utopieën dan niet bij voorbaat gedoemd te mislukken? Ja, dat is het als je de utopie opvat als een ideaal dat precies volgens die voorstelling gerealiseerd moet worden. Maar voor Beukema is een utopie allereerst een middel om te laten zien wat er aan de samenleving mankeert. Ze haalt daarbij als een voorbeeld een boek van Lewis Mumford aan: ”The Story of Utopias”, uit 1922. Mumford heeft veel geschreven over de maatschappelijke invloed van technologische ontwikkelingen en waarschuwde ook tegen een te grote afhankelijkheid van technologie. De technologische utopie slaat gemakkelijk om in het tegendeel ervan, een dystopie.
Ik onderstreep graag het pleidooi van Beukema om los te komen van consumentisme en weer de diepere vragen te stellen over wat een goede samenleving is. De utopie kan daarbij een hulpmiddel zijn, een manier om ons concreet voor te stellen hoe het goede leven eruit zou zien. In welke richting we dan zouden moeten zoeken, laat Beukema eigenlijk in het midden. Een christen kijkt dan natuurlijk al snel naar Bijbelse principes. Misschien is de eerste verrassing dan dat het dromen van utopieën verraadt dat wij oorspronkelijk waren aangelegd op het leven in een ideale wereld. Door de zondeval zijn we uit het paradijs gezet en nu hunkert ons hart naar een terugkeer naar het paradijs en proberen we zelf het paradijs terug te krijgen. De technologie wordt daarbij als een krachtig middel gezien. Het streven naar de zelfgemaakte volmaakte wereld loopt echter voortdurend stuk op de harde realiteit van zonde en kwaad. Maar het verlangen naar de volmaakte wereld is vanuit onze oorsprong gezien voluit legitiem, als het maar verankerd is in het geloof dat alleen God kan zorgen voor een wereld die eruitziet volgens Zijn ideaal. Die wereld zal het paradijs overstijgen, omdat het paradijs nog de mogelijkheid van zondigen in zich hield. Op de nieuwe aarde onder de nieuwe hemel zal het ”non posse peccare” gelden, het ”niet meer kunnen zondigen” (Augustinus). Op de pelgrimsweg daarheen krijgen we soms al een voorproefje.
De auteur is bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Technische Universiteit Delft.