„Familiebedrijf vaak niet de beste werkgever”
Familiebedrijven investeren minder in hun werknemers dan niet-familiebedrijven. Ook bieden ze minder ruimte voor flexibele werktijden. Zeker in de huidige krappe arbeidsmarkt zetten ze zich daarmee op achterstand.
Dat blijkt uit onderzoek van de Erasmus Universiteit in opdracht van accountantskantoor BDO en Rabobank, waarvan de resultaten woensdag in Amsterdam zijn gepresenteerd.
Terwijl familiebedrijven juist behoorlijk leunen op de loyaliteit van hun medewerkers, steken ze in vergelijking met andere ondernemingen minder geld in zaken als training en opleiding. Ook voeren ze minder vaak een actief loopbaanbeleid. Gevolg is dat mensen minder gemakkelijk kunnen doorgroeien naar een beter betaalde functie. Wie carrière wil maken, zal op enig moment vertrekken.
Kostwinnersmodel
Daar komt bij dat familiebedrijven, hoe gek het ook klinkt, minder „familie-vriendelijk” zijn dan niet-familiebedrijven, stelt Pursey Heugens, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit. „Ze hanteren minder vaak flexibele werktijden en steken minder geld in kinderopvang. Werknemers hebben daardoor minder vrijheid om een eigen keuze te maken tussen werk en privé.” Volgens Heugens is dat niet verstandig, omdat het niet aansluit bij de wensen van de moderne werknemer. „Familiebedrijven zijn relatief conservatief”, constateert hij. Vaak zitten er oudere mannen aan de top, die er een „paternalistisch waardenpatroon” op nahouden. „Die gaan nog uit van het kostwinnersmodel, waarbij in een gezin één van de partners voor het inkomen zorgt. Maar dat is allang achterhaald.”
Volgens Heugens laten de ondernemingen „serieus geld liggen” door minder in hun personeel te investeren. „Als ze de aanpak van niet-familiebedrijven zouden volgen, neemt de rentabiliteit significant toe”, zegt hij. De onderzoekers hebben dat doorgerekend voor een willekeurig Nederlands beursgenoteerd familiebedrijf, met een beurswaarde van 7,349 miljard euro en een jaarwinst van 704 miljoen euro. De beurswaarde zou met 134 miljoen euro toenemen. De winst zou 32 tot 38 miljoen euro hoger uitpakken.
Uit het onderzoek blijkt ook dat bedrijven met een externe CEO –iemand van buiten de familie die de onderneming heeft opgericht– meer de lijn van niet-familiebedrijven volgen. „Leer daarvan”, is een van de aanbevelingen.
Biblebelt
Volgens statistiekbureau CBS telt Nederland zo’n 270.000 familiebedrijven die samen goed zijn voor 2,16 miljoen banen, ofwel 29 procent van het totaal. Vooral in de zogeheten biblebelt en Friesland zijn veel familiebedrijven actief. Het onderzoek richtte zich echter op bedrijven in het hogere segment van het midden- en kleinbedrijf. Dat betreft 10.000 tot 12.000 familiebedrijven, schat Joost Vat van BDO.
Daarbij gaat het om ondernemingen waarbij de oprichter of diens familie nog aandelen in de onderneming bezit, of zitting heeft in de raad van bestuur of de raad van toezicht.