Charlotte Knobloch (86), grootmoeder van de Joden in Duitsland
Drie jaar lang zat ze, als Joods meisje, ondergedoken op een boerderij in de Duitse regio Franken. De Münchense Charlotte Knobloch (86) overleefde het Hitlertijdperk, maar moest erachter komen dat de ideeën van de nazileider nooit uit Duitsland verdwenen. „Mijn droom van een normaal Joods leven in Duitsland is voorbij.”
Vooraf wil de oud-presidente van de Centrale Raad van de Joden in Duitsland één ding duidelijk hebben: „Geen persoonlijke vragen. Ik ben hier niet als privépersoon.”
Het gesprek –in het bijzijn van een perswoordvoerder én een bewaker– heeft plaats in het ”Gemeindehaus” van de orthodox-Joodse gemeente in München. Het modern vormgegeven complex aan de St.-Jakobs-Platz in de binnenstad werd in maart 2007 geopend. Enkele maanden daarvoor, op 9 november 2006, was de ernaastgelegen Ohel-Jakobsynagoge in gebruik genomen. Knobloch, sinds 1985 voorzitter van de bijna 10.000 leden tellende Joodse gemeenschap in de Beierse hoofdstad, vervulde een belangrijke rol bij de totstandkoming van het Joods Centrum Jakobsplatz, dat ook nog een museum omvat.
De ingebruiknamedatum van de synagoge was niet zomaar gekozen: in de nacht van 9 op 10 november 1938, de beruchte Rijkskristalnacht, hadden nazihorden ook in München de synagoge en tal van andere Joodse eigendommen in brand gestoken.
U was daar, als zesjarige, getuige van.
„Hier op het stadhuis werd ertoe besloten. Het gebeurde in opdracht van propagandaminister Joseph Goebbels, alles was voorbereid. Mijn vader wilde niet dat we in huis zouden blijven, dus we gingen de straat op. Mijn grootmoeder, Albertine Neuland, ging niet met ons mee, ze was bang dat we met z’n drieën te veel zouden opvallen. Als kind, aan de hand van mijn vader, heb ik moeten aanzien hoe Joodse winkels werden vernield, hoe de synagoge brandde.”
Knobloch oogt kwiek, maar hapt zo nu en dan zichtbaar naar adem. „De Ohel-Jakobsynagoge in de Herzog-Rudolf-Strasse was nog de enige synagoge in München. De oude hoofdsynagoge aan de Herzog-Max-Strasse had Hitler in de zomer van 1938 al met de grond laten gelijkmaken. En nu stond de andere in brand.
Mijn opa Rothschild –zoals ik hem altijd noemde, hij was een vriend van mijn vader– heb ik die nacht voor het laatst gezien. Hij werd afgevoerd door de SS. Nóg zie ik de witte band om zijn hoofd met de rode plekken, van bloed doordrenkt. Wij konden onszelf maar net in veiligheid brengen.”
Niet lang daarna brak de oorlog uit.
„Maar de moeilijkheden begonnen daarvoor al. Joden werden alle rechten ontnomen, mochten niets meer ondernemen, geen gebruik meer maken van het openbaar vervoer, niet meer in de grote parken komen. Wij hadden nog naar het buitenland kunnen gaan, naar Amerika, maar de Amerikanen weigerden mijn oma een inreisvisum te geven. Zij zou te oud zijn geweest: boven de 70. Mijn vader wilde zijn moeder niet alleen achterlaten, dus bleven ook wij in Duitsland.”
Grootmoeder Albertine Neuland overleefde de oorlog niet. Volgens de databank holocaust.cz werd zij op 24 juli 1942 op transport gesteld naar Theresienstadt. Als haar overlijdensdatum noemt de databank 19 januari 1944. Neulands naam is te lezen op de glasplaat in de ”Gang der Erinnerung”, de 32 meter lange gang die het ”Gemeindehaus” in München met de synagoge verbindt.
Uw vader en u overleefden de oorlog wél.
„Mijn vader had kennissen in een dorpje in de omgeving van de stad Gunzenhausen, in de regio Franken. Daar heeft hij mij achtergelaten, bij een boer en zijn twee dochters. Een van hen, Kreszentia Hummel, was dienstmeisje geweest bij een oom en tante van mij.
De mensen waren zeer verrast, maar hebben toch ja gezegd. Vanaf dat moment was ik Lotte Hummel, het buitenechtelijke kind van Kreszentia. Zo hebben de dorpsbewoners mij ook steeds gezien. Kreszentia –Zenzi– heeft die schande op zich genomen, zij was een zeer religieuze vrouw. Alleen de pastoor van het dorp wist hoe het echt zat. Daar, op de boerderij, heb ik drie jaar, tot aan de bevrijding, doorgebracht.”
Terwijl toch juist onder rooms-katholieken antisemitisme wijdverbreid was.
„De situatie was voor beide kanten niet de aangenaamste” (lacht). „Het was een strengkatholieke familie, en ik moest mij natuurlijk zo gedragen dat ik niet opviel. Ook in de kerk mocht niemand merken dat ik het katholicisme niet kende. Die familie heeft dus een groot risico genomen.”
Na 1945 leek het lange tijd goed te gaan met de Joodse gemeenschap in Duitsland. De laatste jaren neemt het antisemitisme sterk toe.
„Antisemitisme, Jodenhaat, was nooit weg. Het is er ook in alle Europese landen, het is een zweer die de eeuwen door steeds weer naar de oppervlakte komt. Dat was net na 1945 ook zo: de altnazi’s waren niet ineens een andere mening toegedaan. Voor hen bleef vaststaan: „De Joden zijn ons ongeluk.” En dat hoor je nog steeds, in modernere uitingsvormen natuurlijk – van de kant van rechtsextremisten, van de kant van links en van de kant van moslims, die ook met een sterk antisemitisme behept zijn.”
U bent inmiddels 86, maar nog altijd zeer actief – deze week stuurde u nog een tweet naar aanleiding van de aanslag op de synagoge in Californië. Wat motiveert u?
„Ik heb mij willen inzetten om het Joodse leven in Duitsland, in München, in mijn Heimat, weer een toekomst te geven. Vier jaar lang heb ik dat gedaan als presidente van de Centrale Raad van de Joden in Duitsland, en als presidente van de Joodse gemeente in München doe ik dat nog steeds.
Wat me momenteel erg teleurstelt, is dat ik me wéér moet bezighouden met thema’s zoals Jodenhaat, vijandelijkheid ten opzichte van vreemden. Ik kan dat eigenlijk niet begrijpen, maar ik zal het doen zo lang het gaat. Toen het Joods centrum in München in 2006 geopend kon worden, onder grote belangstelling, was ik buitengewoon blij – ik had me er sterk voor ingezet. Maar vandaag de dag is de situatie veranderd. We hebben te maken met een absolute Jodenhaat. Mijn droom van een normaal Joods leven in Duitsland is voorbij.”
Bij de eerstesteenlegging, op 9 november 2003, toonde u zich hoopvol. „Vandaag voel ik mij thuisgekomen, en eindelijk kan ik mijn koffers uitpakken.” Terwijl kort daarvoor een aanslag door neonazi’s was verijdeld.
„Dat laatste was voor mij bijzonder deprimerend. God zij dank heeft de politie deze aanslag weten te voorkomen. Ik heb me er ook niet door uit het veld willen laten slaan, en de sfeer tijdens de eerstesteenlegging was bijzonder positief.”
Was de aanslag op u persoonlijk gericht?
„De terroristische aanslag had de bezoekers moeten treffen, en daar was ik ook bij. Het was verschrikkelijk. Als je bedenkt hoeveel levens het had kunnen kosten… Dit waren dus echte neonazi’s, die hun ideeën in daden wilden omzetten.”
Een aanzienlijk deel van de leden van de Joodse gemeenschap in München is afkomstig uit voormalige Sovjetlanden. Knobloch: „In de jaren tachtig en negentig zijn veel Joden uit de vroegere Sovjet-Unie naar Duitsland gekomen, om het antisemitisme achter zich te kunnen laten. Heel wat kleine Joodse gemeenten in Duitsland zouden al niet meer hebben bestaan als de immigratie vanuit Rusland er niet was geweest. In München hebben we geprobeerd deze mensen weer een toekomst te geven. We hebben hier alles op het gebied van scholing, sociale zekerheid, noem maar op. Voor kinderen, jongeren en ouderen.”
Hoe gaat het in het algemeen met de gemeente?
Knobloch zucht. „De mensen zijn erg onrustig, angstig. Veel mensen met kinderen vragen zich af of zij nog wel in dit land kunnen bijven. We willen natuurlijk niemand verliezen – wat je in Frankrijk ziet gebeuren, dat een groot deel van de Joden vertrekt. Dat zou de toekomst van het Jodendom in Duitsland op het spel zetten. Maar…”
Keren er niet ook nog Joden vanuit Israël terug, naar Berlijn onder andere?
„Hier niet in elk geval. Hier komt niemand terug.”
Hebt u zelf met antisemitisme te maken, als u op straat loopt bijvoorbeeld?
„Laat ik het zo zeggen: het Joodse leven is niet zo gemakkelijk meer als vier, vijf jaar geleden. En als je een zekere bekendheid geniet, is het nog onaangenamer (Knobloch ontving eerder dit jaar grove verbale bedreigingen per mail en telefoon nadat zij zich kritisch had uitgelaten over de rechtspopulistische partij Alternative für Deutschland (AfD); red.).”
In 2012 schreef u in de Süddeutsche Zeitung een gastbijdrage onder de kop ”Willen jullie ons Joden nog?”
„Aanleiding was toen het debat rond het thema besnijdenis. De discussie daarover, of over de rituele slacht, is bepaald nog niet voorbij. Daarom moeten Joodse gemeenten zich er sterk voor maken dat een verbod geen werkelijkheid wordt. Want dan heeft het Joodse leven hier geen toekomst meer. Als wij niet meer overeenkomstig onze religie kunnen leven, moeten we een plek zoeken waar dat wel mogelijk is.”
Is een kentering denkbaar?
„Vier, vijf jaar geleden had ik me dat nog kunnen voorstellen. Maar sinds we politieke partijen hebben als de AfD eigenlijk niet meer.”
Toch zijn er ook Duitsers die zich inzetten tégen het rechtsextremisme en -populisme. De predikant Wilfried Manneke uit Unterlüß ontving hiervoor in 2018 zelfs de Paul Spiegelprijs van de Centrale Raad van de Joden in Duitsland.
„Dat is waar. En je zou willen dat veel meer mensen tegen dit gedachtegoed vol haat in het geweer komen. Maar mensen demonstreren liever voor het klimaat.”
Van Stolpersteine, de ‘struikelsteentjes’ voor woningen waaruit Joden zijn verdreven, moet u weinig hebben. Opmerkelijk.
Fel: „Waarom? Mensen die zijn omgekomen, herdenk je zo niet. Waarom moet ik eerst naar de grond kijken, naar een steentje dat zomaar met hondenpoep besmeurd kan zijn? Moet u zich voorstellen dat u uw ouders of grootouders verloren hebt omdat ze Joods waren, en vervolgens worden hun namen nóg eens met voeten getreden. Nee. Overigens hecht ik grote waarde aan herdenken, juist nu de generatie die het Derde Rijk heeft meegemaakt, steeds meer wegvalt.”
In Duitsland speelt de discussie rond de Hitlerklokken. Hoe kijkt u daartegenaan?
„De Hitlerklokken in kerktorens, de Jodenzeug op de Stadskerk in Wittenberg: onbegrijpelijk dat men zulke objecten, die doordrenkt zijn van haat tegenover een heel volk, niet zomaar verwijdert. Dan begrijp ik de mensheid niet. Over zoiets moet je niet eens discussiëren. Verschrikkelijk.”
Anne Frank geloofde, ondanks alles, in „het goede in de mens.” Hoe ziet u dat?
„Natuurlijk geloof ik daarin. Je kunt niet overal Adam en Eva de schuld van geven.”
Zou het ook kunnen dat de mens geneigd is tot het kwade, zoals de gereformeerde belijdenis het verwoordt?
„Ieder mens wordt gelijk geboren. Wat er van hem terechtkomt, heeft alles te maken met opvoeding. Er worden geen antisemieten geboren.”
Kan het zijn dat antisemitisme uiteindelijk een theologische oorzaak heeft? Dat het niet alleen haat is tegen het Joodse volk, maar ook haat tegen de God van het volk?
„Ja, goed, zo ver ben ik nog niet gegaan. Ik denk in eerste instantie toch dat het om iets aards gaat. Antisemitisme is een bepaalde overtuiging die mensen zich toegeëigend hebben, en die in families ook steeds weer wordt overgedragen. Al zijn er natuurlijk ook gezinnen die zich wel tegen antisemitisme verzetten.”
Met Kerst 2018 schreef u op Twitter: „Alle christelijke vrienden wens ik een vrolijke, vredevolle en contemplatieve Kerst.” Hoe is uw relatie met christenen?
„Ik heb bijzonder goede contacten met de kerken, de katholieke en de protestantse. Dat is ook belangrijk, dat religies met elkaar in gesprek zijn. Met moslims hebben we vrijwel geen contact.”
Toch een persoonlijke vraag: hoe ziet u uw eigen toekomst?
„Ik hoop dat ik nog veel positiefs beleven mag. Dat zou mijn wens zijn, omdat het negatieve momenteel de overhand heeft en dat moet niet. Waarbij ik hoop dat anderen ons ook ondersteunen.”
Op de foto aan de wand van deze ruimte is Jeruzalem te zien. Hebt u zelf weleens overwogen te emigreren?
„Ik heb er een dochter wonen, en drie kleinkinderen.”
Maar zelf?
„Ik heb hier toch mijn taak? Ik kan hier toch niet weggaan? Ik ben de laatste die gaat, als een kapitein op het schip.”
Charlotte Knobloch
Charlotte Knobloch-Neuland wordt op 29 oktober 1932 in het Duitse München-Neuhausen geboren. Haar vader is de Joodse advocaat Fritz Neuland. Haar moeder, Margarete, is een Duitse die omwille van haar huwelijk het Joodse geloof had aangenomen. In 1937 laat zij zich echter van haar man scheiden. „Zij voelde zich tegen de toenemende druk, waaraan zij door haar huwelijk met een Joodse man was blootgesteld, niet opgewassen”, schrijft Knobloch in haar autobiografie ”In Deutschland angekommen” (2012). „Nog altijd, meer dan zeventig jaar later, begrijp ik de stap van mijn moeder niet.”
In 1985 wordt Knobloch, als eerste vrouw, voorzitter van de Israelitische Kultusgemeinde München und Oberbayern; ruim twintig jaar later wordt zij daarnaast presidente van de Centrale Raad van de Joden in Duitsland, een functie die zij van 2006 tot 2010 bekleedt.
Charlotte en haar (in 1990 overleden) man Samuel Knobloch krijgen drie kinderen en zeven kleinkinderen.
Klik hier voor een video waarop een mars die zo’n 500 neonazi’s op 1 mei hielden in het Duitse Plauen te zien is. Een vergelijkbare mars had die dag in Duisburg plaats.