Heilige plicht
2 Petrus 3:14
„Daarom, geliefden, verwachtende deze dingen, benaarstigt u dat gij onbevlekt en onbestraffelijk van Hem bevonden moogt worden in vrede.”
De plichten van onze kerkelijke gemeenschap, in onze huisgezinnen, op de posten waar God ons gesteld heeft, en in ons dagelijks verkeer, heeft de apostel ten aanzien van deze tijd duidelijk doorgegeven (2 Petrus 3:11,14): „Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanig behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid! Daarom, benaarstigt u, dat gij onbevlekt en onbestraffelijk van Hem bevonden moogt worden in vrede.”
Zonder enige heilige naarstigheid in al deze plichten kunnen wij door de Heere Christus niet gevonden worden in vrede, wanneer Hij komt om de wereld te oordelen en Zijn kerk met een vurige beproeving te zuiveren. Onachtzaamheid, koelheid en zorgeloosheid in deze zaken zijn tekenen van een naderend oordeel. Van sommige van de genoemde plichten schijnt het gros van de belijders in deze dagen bijna vermoeid te zijn en ze op een onverschillige wijze of als terloops te volbrengen. Maar wij mogen zeker verzekerd zijn dat als wij onze naarstigheid in deze dingen niet opwekken en als wij onze zielen niet met kracht en waakzaamheid daarin doen bezig zijn, wij ons ook niet voegen naar de tegenwoordige roeping van God.
John Owen, predikant te Fordham
(”Gods gewone handelingen met zondige landen en kerken”, 1916)