Uitbuiting door de baas komt amper voor de rechter
Zaken over arbeidsuitbuiting moeten veel vaker voor de rechter worden gebracht. Jaarlijks komen slechts zo’n 20 zaken voor de rechter. Misstanden komen vooral voor onder arbeidsmigranten.
Volgens de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, Herman Bolhaar, kan alleen zo een heldere juridische norm voor uitbuiting buiten de seksindustrie ontstaan. Hij signaleert de misstanden in horeca, de schoonmaakindustrie, land- en tuinbouw, scheepsbouw en de transportsector, maar ook bij nagelsalons.
De aanpak van dergelijke uitbuiting blijft ernstig achter op die van seksuele uitbuiting, constateert Bolhaar in de Dadermonitor 2013-2017, die donderdag verscheen. Jaarlijks komen slechts circa 20 zaken voor de rechter, waarvan het maar in de helft van de gevallen tot een veroordeling komt. Terwijl er jaarlijks zo’n 2000 slachtoffers moeten zijn, zegt Bolhaar op radiozender BNR.
Het aantal verdachten van alle vormen van mensenhandel is de afgelopen jaren scherp gedaald, van 257 zaken in 2013 tot 144 zaken twee jaar geleden. De politie wil dit jaar 190 zaken naar het Openbaar Ministerie doorverwijzen en 240 zaken in 2022, maar volgens Bolhaar is dat onvoldoende. „Het is een herstel van wat in de jaren hiervoor verloren is gegaan, terwijl een ernstig delict als mensenhandel juist vraagt om vaker strafrechtelijk aanpakken van daders.”
Het valt Bolhaar ook op dat de straffen die rechters opleggen voor mensenhandel sterk verschillen. Hij beveelt staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Mark Harbers aan onderzoek te doen naar welke factoren meewegen in de strafbepaling.
CoMensha, het landelijke coördinatiecentrum tegen mensenhandel, herkent de conclusies van het rapport. Dat er minder zaken voor de rechter worden gebracht komt onder andere doordat de bewijslast bij arbeidsuitbuiting erg hoog ligt, zegt Ina Hut, directeur-bestuurder. „Er moet sprake zijn van aantoonbare dwang. Het kost veel tijd en capaciteit van de opsporingsdiensten om de bewijslast van een zaak rond te krijgen.” Daardoor geven opsporingsdiensten zoals de Inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) voorrang aan zaken met overduidelijk bewijs. Ook worden zaken veelal afgedaan met een boete.
Niet herkend
Verder wordt arbeidsuitbuiting vaak niet herkend, stelt CoMensha. Tot voor kort was er veel aandacht voor seksuele uitbuiting en minder voor uitbuiting door werkgevers. Dat zou kunnen gaan veranderen nu de Inspectie SZW extra aandacht en capaciteit spendeert aan de problematiek. Daarvoor pleitte CoMensha al langere tijd. De organisatie staat achter het actieprogramma van de overheid ”Samen tegen mensenhandel”. Daarmee wil de overheid de aanpak versterken en onderzoeken hoe bijvoorbeeld het terugvorderen van loon en toegang tot rechtsbijstand eenvoudiger kan worden voor slachtoffers.
Toch moeten ook rechtbanken meer kennis krijgen van arbeidsuitbuiting, stelt Comensha.
Slachtoffers van „moderne slavernij” zijn vaak arbeidsmigranten, zegt Bolhaar op BNR. Vanuit het buitenland gekomen op zoek naar een beter bestaan, zijn zij extra gevoelig voor misbruik. Ze komen in situaties terecht waarin ze afhankelijk worden van hun werkgever, doordat ze bijvoorbeeld geen toegang krijgen tot hun bankrekening en geen verblijfspapieren krijgen.
Om duidelijk te krijgen waar de grens ligt tussen slecht werkgeverschap en uitbuiting, zijn zaken vanuit de praktijk ook nodig, zegt Bolhaar. Nog maar sinds 2005 is gedwongen arbeid namelijk strafbaar. „Het wettelijk kader is er, maar het gaat om de toepassing.”