Zandoevers Houtribdijk één dag opengesteld
Kale zandvlakte, zwarte zwermen muggen en kabbelend water. Welkom op de zandoevers van de Houtribdijk, de 25 kilometer lange schakel tussen Lelystad en Enkhuizen.
De dijkversterking met zand was woensdag voor één dag toegankelijk voor het publiek. De activiteit vormt het startschot van de nationale Week van ons Water, waarin door heel Nederland zo’n 75 evenementen plaatsvinden.
Busjes van Rijkswaterstaat rijden af en aan en droppen geïnteresseerden. Anderen komen per fiets of zelfs lopend vanaf Enkhuizen. Een kring van mensen schaart zich rond aannemer Herman van den Brink. Hij coördineert het dijkversterkingsproject namens Boskalis en Van Oord, twee van de grootste baggermaatschappijen ter wereld. Hij legt uit wat de aanleiding is voor het project.
„In 2016 testte Rijkswaterstaat de sterkte van de Houtribdijk. Die bleek onvoldoende te zijn. Het jaar daarop zijn we gestart met de dijk te versterken.” Het stuk dijk van Enkhuizen tot Trintelhaven, een vluchthaven ongeveer halverwege de dijk, werd versterkt met brede zandoevers. De oevers zijn ingezaaid met gras en lopen geleidelijk af: een strook van ongeveer 70 meter breed bevindt zich boven water en nog eens 70 meter onder water. Deze manier van dijkversterking is een wereldwijde primeur, die ook moet zorgen voor een meer diverse natuur in het IJsselmeergebied.
Breuksteen
Tussen Trintelhaven en Lelystad is de bodem naast de dijk dieper. Daarom wordt dat deel van de dijk op de klassieke manier versterkt, namelijk met breuksteen en gietasfalt. „Onder water hebben we het meest gedaan: het materiaal ligt 12 meter diep.”
Een op afstand bestuurbaar bootje vaart rond. Het vaartuig zit boordevol meetapparatuur. „Daarmee meten we de golfslag en de hoogte van het zand.”
In het aangebrachte zand staan enkele palen, waarmee gemeten wordt hoeveel het zand inklinkt. „Sinds het aanbrengen enkele maanden geleden is het zand zo’n 35 centimeter gezakt”, meldt een werknemer van Boskalis.
Strandjutter Pieter Bas Fijma kan erover meepraten. Bang voor de politie is hij niet, maar toch durft hij sommige delen van het de zandoevers niet te betreden. „Een keer ben ik een halve meter in het zand weggezakt. En plaatselijk kan er drijfzand voorkomen. Levensgevaarlijk.”
Het zand komt uit twee winputten in het Markermeer, elk met een oppervlakte van een vierkante kilometer. In een halfjaar tijd zogen de twee baggermaatschappijen 10 miljoen kubieke meter zand uit de putten en transporteerden dat via pijpleidingen naar de dijk. Alleen grofkorrelig zand uit de pleistocene laag, zo’n 10 tot 15 meter diep, is geschikt om de dijk te beschermen.
Met het ondieper gelegen holoceenzand creëerden de baggeraars Trintelzand, een toekomstig natuur- en recreatiegebied.