Lars Levi Laestadius, apostel van de Sami
In Nederland is hij vrijwel onbekend, maar onder Scandinavische christenen bleef Lars Levi Laestadius een begrip. De opvattingen van de opwekkingsprediker leven voort door ettelijke honderdduizenden laestadianen, die hem nog steeds als hun geestelijke leidsman beschouwen.
De geestelijke opwekking in de 19e eeuw blijft niet beperkt tot Nederland, Engeland, Zwitserland en Duitsland. Ook in Scandinavië brengt Gods Geest een herleving teweeg. Het zijn vooral lekenpredikers, zoals de Noorse Hans Nielsen Hauge, die daarvoor worden gebruikt. Een opvallende verschijning binnen het Scandinavische reveil is Lars Levi Laestadius (1800-1861). Niet alleen door zijn sterke persoonlijkheid, maar ook door zijn academische kwaliteiten.
Laestadius wordt geboren in het Zweedse Jäkkvik in Norrland, het noordelijkste landsdeel van Zweden. Zijn vader verdient er de kost met jagen, vissen en het maken van teer. Zijn moeder, een Sami-vrouw, komt uit Lapland. In zijn jeugd is al duidelijk dat Lars een scherp verstand heeft, maar een hogere opleiding lijkt uitgesloten. Het is dankzij de financiële steun van zijn 25 jaar oudere halfbroer Carl Erik, predikant in Kvikkjokk, dat het er toch van komt.
Botanicus
Na afronding van zijn gymnasiumopleiding in Härnösand gaat Laestadius aan de universiteit van Uppsala biologie studeren. In de zomermaanden dwaalt hij door Lapland om planten te verzamelen. Zijn in boekvorm uitgegeven reisverslag van een botanische studiereis in 1819 is van een dusdanige kwaliteit dat de Zweedse Academie van Wetenschappen en Literatuur besluit zijn toekomstige studiereizen te financieren.
Toch is biologie niet de enige passie van de veelbelovende botanicus. In zijn hart leeft het verlangen Gods kerk te dienen. Vandaar dat hij ook theologie gaat studeren. In 1825 wordt hij in de kathedraal van Härnösand tot priester van de Lutherse staatskerk van Zweden gewijd en verbonden aan de gemeente van Karesuando, een dorpje in het uiterste noorden van het land, 250 kilometer boven de poolcirkel. Twee jaar later treedt hij in het huwelijk met Brita Catharina Alstadius. Ze krijgen vijftien kinderen, van wie twaalf de volwassen leeftijd bereiken. Hun zoon Levi overlijdt op driejarige leeftijd aan tuberculose, een ziekte die in 1932 ook Laestadius treft.
Geestelijke crisis
De predikant van Karesuando geeft zijn wetenschappelijke ambities niet geheel op. Voor biologen uit binnen- en buitenland leidt hij expedities door de ongerepte natuur van Lapland. Zijn enorme kennis van de Scandinavische flora maakt hem tot een internationaal bekend botanicus. In eigen land wordt hij benoemd tot lid van de Zweedse Academie van Wetenschappen.
Ondanks zijn verdiensten op het terrein van de biologie voelt Laestadius zich voor alles dienaar van Gods Woord. Gemakkelijk heeft hij het niet. Mede door het analfabetisme is de Bijbelkennis van de Sami (in Nederland bekend als Lappen) gering. Een ander punt van zorg is het drankmisbruik. De predikant van Karesuando probeert het kwaad te keren door scherp Gods wet te prediken, maar dat brengt niet wat hij ervan verwacht.
De situatie veroorzaakt bij de begaafde predikant een geestelijke crisis. Voor het oplossen daarvan gebruikt God de Sami-vrouw Milla Clementsdotter, die Laestadius in 1944 tijdens een reis door het zuiden van Lapland ontmoet. Vanwege haar missionaire gedrevenheid wordt ze de Maria van Lapland genoemd. De prediking van Laestadius is haar niet meegevallen. Het Evangelie bleef te veel verborgen.
Superintendent
Het onderwijs van de jonge vrouw opent bij Laestadius de ogen voor het manco in zijn verkondiging en brengt een geestelijke ommekeer teweeg. Zijn prediking krijgt een ander karakter. Niet minder ernstig, maar met Christus en Zijn gerechtigheid als het centrale thema. Nu ziet hij de verandering komen waarop hij zo lang heeft gewacht. Een aardbeving, in Lapland een onbekend verschijnsel, versterkt de vatbaarheid van de Sami voor het Evangelie. De opwekking breidt zich uit naar de Sami in Finland en Noorwegen.
In zijn opvattingen weet Laestadius zich verwant met Duitse piëtisten en met Nikolai Ludwig Graf von Zinzendorf, oprichter van de christelijke kolonie Herrnhut. De vrucht op zijn prediking blijft ook bij de leiders van de kerk van Zweden niet onopgemerkt. Ze benoemen hem tot superintendent over de Sami. Tijdens zijn evangelisatietochten door Lapland kruisen allerlei lekenpredikers het pad van Laestadius. Met een deel weet hij zich geestelijk verbonden, anderen doen door hun sektarische opvattingen meer kwaad dan goed. Charismatische uitwassen van de opwekking probeert hij te bestrijden.
In 1849 verhuist Laestadius naar Pajala, een dorp aan de Finse grens. Ook hier wordt zijn verkondiging gebruikt voor een geestelijk ontwaken. Veel nadruk legt hij op het wederzijds belijden van zonden en het vergeven daarvan in Christus’ naam.
Museum
Het zware bestaan, de vele reizen en de zorg voor zijn grote gezin eisen intussen hun tol. De gezondheid van de opwekkingsprediker gaat achteruit. Tijdens een van zijn laatste reizen denkt hij al te zullen sterven, getuige de afscheidsgroet in een brief aan Brita. „Mijn allerliefste vrouw! Zoals ik je in het leven heb liefgehad, zo heb ik je lief tot de dood toe. Als we elkaar in dit leven niet weerzien, is het mijn hoop dat we elkaar weer op Sions berg zullen ontmoeten, waar we de met doornen gekroonde Koning zullen zien.”
Het is Laestadius’ tijd nog niet. Die komt op 21 februari 1861. In de volle zekerheid van het geloof zegt de apostel van de Sami de geliefden om zijn bed vaarwel. Lekenpredikers, onder wie de irenische Johan Raattamaa, zetten zijn werk voort. In het woonhuis van Laestadius in Pajala, nu een museum, wordt de herinnering aan de opwekkingsprediker annex botanicus levend wordt gehouden. De Zweedse Academie van Wetenschappen beheert zijn herbarium, dat 6500 planten bevat. Een drietal planten draagt zijn naam: de Carex laestadii, de Papaver laestadianum en de Salix laestadiana. Filosofen kennen Laestadius door zijn wijsgerige werk “Crapula mundi”. Zijn volgelingen beschouwen de door Laestadius nagelaten preken als zijn belangrijkste erfenis.
Dit is het eerste deel in een tweeluik over Lars Levi Laestadius. Op 2 mei in RD Donderdag deel 2: Laestadiaans in Veenendaal.
Laestadianen in veelvoud
De beweging rond Laestadius stierf na zijn dood niet uit, maar bleef gestaag groeien. In en buiten Scandinavië. Het aantal laestadianen ligt momenteel naar schatting tussen de 200.000 en 300.000. Exactere cijfers ontbreken, omdat de aanhang van de Scandinavische opwekkingsprediker door meningsverschillen uiteenviel en de meeste denominaties geen ledenregister bijhouden.
Het merendeel van de laestadianen is te vinden in Noorwegen, Zweden, Finland, Rusland en Noord-Amerika, maar ook in Afrika, Zuid-Amerika en Midden-Europa kun je ze tegenkomen. In Finland maken de laestadianen nog altijd deel uit van de Evangelisch-Lutherse kerk van Finland. Een aantal vertegenwoordigers van de beweging bezet zelfs vooraanstaande posten binnen deze kerk. In het voetspoor van Laestadius proberen ze die van binnenuit te reformeren.
Naast geordende predikanten die zich een volgeling van Laestadius weten, kent Scandinavië honderden laestadiaanse lekenpredikers. Die gaan voor in aparte bijeenkomsten, meestal in eigen kerkzalen. In een klassiek laestadiaanse eredienst leest een van de oudsten na het aanvangslied eerst een preek van Laestadius. Vervolgens zingt de gemeente opnieuw een lied uit de oude zangbundel, waarna het Bijbelgedeelte wordt gelezen dat de aanwezige lekenprediker zal bepreken. Bij voorkeur onvoorbereid. De samenkomst eindigt met het belijden van zonden en het schenken en ontvangen van vergiffenis. Een doorsnee dienst kan zomaar twee uur duren, een doop- of een avondmaalsdienst drie uur.
Raad van oudsten
Ook de naar Amerika geëmigreerde laestadianen wisten de eenheid niet te bewaren. Daar vielen ze uiteen in de Laestadiaanse Lutherse Kerk in Noord-Amerika, de Oud-Apostolische Lutherse Kerk (eerstgeboren) en de Apostolische Lutherse Kerk van Amerika. Samen omvatten ze ongeveer 90 procent van de Amerikaanse laestadianen. De overige 10 procent is verdeeld over splintergroeperingen.
De belangrijkste kloof, ontstaan in het begin van de 20e eeuw, is die tussen de oost-laestadianen en de west-laestadianen of eerstgeborenen. De laatste groep beschouwt zich als de wettige voortzetting van de door Laestadius en zijn opvolger Raattamaa gestichte beweging. Belangrijk kenmerk van de west-laestadianen is de leidende rol van de raad van oudsten in Lapland.
Na het grote schisma volgden tal van kleinere scheuringen. Voor buitenstaanders valt het niet mee om er wijs uit te worden. Zelfs de meeste laestadianen zien door de bomen het bos niet meer. Theologisch bezien zijn de verschillen vaak gering. Het onderscheid ligt vooral in de strikte of minder strikte toepassing van de eigen traditie, zoals het wel of niet lezen van een predicatie van Laestadius in de erediensten.
Bijbelvertaling
Zowel uiterlijk als in opvattingen delen behoudende laestadianen veel met ouderwetse darbisten (vergadering van gelovigen) en Russisch-Duitse baptisten en mennonieten. De calvinistische predestinatieleer wijzen ze af. Televisie, anticonceptie en het gebruik van make-up en sierraden zijn taboe. Zelfs een stropdas wordt als wereldse opsmuk gezien. De erediensten zijn sober. De vrouwen dragen een eenvoudige hoofddoek en de oude piëtistische liederen worden gezongen zonder orgel. Het aardse leven dient in alle opzichten gestempeld te zijn door het toekomende. Vandaar dat de laestadianen ook doordeweeks diensten houden.
Zoals er voor behoudende reformatorische christenen in Nederland maar één goede Bijbelvertaling is, zo houden Finse laestadianen het bij de Finse Bijbel van 1776. Amerikaanse en Canadese laestadianen lezen uit de King James Version. Specifiek laestadiaans is de overtuiging dat de ware gelovigen de volmacht hebben om medegelovigen in de naam van Jezus de zonden te vergeven. Op alle mogelijke momenten, maar met name voorafgaand aan het heilig avondmaal, vindt belijdenis plaats van bedreven zonden: in gedachten, woorden en werken. Waarna een medebroeder of -zuster de woorden van vergeving uitspreekt: „In Jezus’ Naam, door Jezus’ bloed.” De vaste groet van de laestadianen luidt: „Gods vrede.”
De volgelingen van Laestadius ontmoeten elkaar tijdens hun conferenties, opwekkingsbijeenkomsten en zomerkampen, die duizenden mensen trekken. Voor de jonge generatie zijn het ideale gelegenheden om een gelijkgezinde levensgezel te ontmoeten. Vanuit het verlangen samen verder te trekken in het voetspoor van Laestadius.