Van jeugd natuurminnaars maken vraagt om een wow-effect
Kinderen liefde voor de natuur bijbrengen – natuurorganisaties weten precies hoe dat moet, zelfs in een tijd van mobieltjes en spelcomputers. Maar pubers? Die blijven een weerbarstige doelgroep.
Het beeldscherm van de spelcomputer, een mobieltje of een iPad: wat is opgewassen tegen de aantrekkingskracht van deze apparaten op jeugd en jongeren? Het zou zomaar kunnen dat in ieder geval de natuur het onderspit moet delven.
Hoe doen ze dat bij het Wereld Natuur Fonds, bij Natuurmonumenten en bij het Instituut voor Natuur Educatie (IVN)? Hebben deze natuurorganisaties ook zo’n moeite om de jeugd, grofweg de leeftijd van 5 tot 18 jaar, geïnteresseerd te krijgen in wat buiten groeit en bloeit? Wat doen zij om kinderen en jongeren naar buiten te krijgen, hen er op de fiets of wandelend op uit te laten trekken, met verrekijker of schepnet?
Wie in ’s-Graveland aanklopt bij het hoofdkantoor van Natuurmonumenten (ruim 700.000 leden), vindt op het landgoed rondom het kantoorgebouw al iets van een antwoord op die vraag. Er is daar een speeltuin van boomstammen en waterpartijen gemaakt, waarin kinderen zich kunnen uitleven (moeders doen er goed aan een partij schone kleren achter de hand te hebben).
Op veertien andere locaties in Nederland zijn zulke natuurspeelplekken te vinden. „Hebt u onze bloemenweide-in-wording al gezien?” vraagt een medewerkster van het aangrenzende bezoekerscentrum. Ze wijst op een kale omgeploegde vlakte achter de speeltuin, waarover een week geleden schoolkinderen weidebloemzaad hebben uitgestrooid. Nog even en het perceel verandert in een kleurrijk weiland vol papavers, korenbloemen en margrieten.
Oerrr
Ine Kelderman, als beleidsmedewerker gespecialiseerd in het ontwikkelen van materiaal en programma’s voor de jeugd, zegt zich niet te herkennen in de diagnose dat de relatie natuur-jongeren een problematische is. Dat is volgens haar te danken aan een succesvolle ‘ingreep’ in 2012, toen Natuurmonumenten het kinderproject Oerrr startte. Wie zich bij Oerrr (70.000 betalende abonnees) aanmeldt, krijgt ieder seizoen een kaart toegestuurd met daarop tips en ideetjes om in de natuur aan de slag te gaan – proefjes doen, beestjes zoeken, plantjes poten. Oerrr is er in een versie voor 0-3 jaar, voor 4-8 jaar en voor 9-12 jaar, en met het klimmen van de leeftijd wordt oer meer en meer stoer. Zo gaat het van „geboorteboom” (0-3), via een „stoere ontdekkingskist” (4-8) naar een „onmisbare survivalpack” (9-12).
Janneke Stovers houdt zich voor het Wereld Natuur Fonds (671.000 donateurs) met kinderen en jongeren bezig en ook zij zegt geen problemen te hebben bij het enthousiast maken van de genoemde leeftijdsgroepen. „We zien juist dat er veel meer interesse is voor de natuur – en dan vooral voor thema’s als klimaat, duurzaamheid en vervuiling van de oceanen.” Stovers baseert haar waarneming onder meer op de groeiende vraag vanuit het onderwijs naar gastlessen.
Altijd en overal
Op de vraag wat hun aanpak zo aantrekkelijk maakt voor kinderen, reageert Kelderman met een resoluut: „Natuur is er altijd en overal.” Dat is ook wat met Oerrr telkens wordt benadrukt: kijk om je heen zodra je de deur uitstapt. „Je hoeft niet meer per se naar onze bos- en heidegebieden te komen om natuur te beleven, dat kun je ook in je buurt – kijk maar eens onder een steen of een tegel in de tuin en verbaas je erover hoeveel diertjes zich daar verschuilen.”
De natuur beleven in je omgeving, dat is ook wat het Instituut voor Natuur Educatie (IVN) als motto heeft. Achter deze statige naam gaat een natuurorganisatie schuil die kinderen en jongeren de natuur wil laten beleven met heel hun lijf. „Waar kun je nog ervaren hoe je een steen over het water kunt keilen? Hoe is het om slootje te springen of in een boom te klimmen?” wordt op de IVN-website gevraagd.
Het IVN (24.000 leden, 170 lokale afdelingen) ziet de natuur „als het beste leslokaal voor kinderen.” Het is een plek „waar de fantasie op hol slaat, want in het bos is een tak een pen om je naam mee in het zand te schrijven.”
IVN’ers zien achter al die georganiseerde speelsheid wel een serieuze urgentie. Doordat kinderen er minder mee in contact komen, zullen ze later de natuur niet meer beschermen. Het is mede daarom dat het IVN jaarlijks een Modderdag organiseert –dit jaar op zaterdag 29 juni– met in de hoofdrol „het beste Moddermonster van Nederland”, boswachter Tim.
Iets verrassends
Ook bij Natuurmonumenten is nagedacht over de gekozen strategie voor kinderen, die is samen te vatten met de slogan ”Een wow-ervaring vóór je twaalfde blijf je je hele leven bij”. Kelderman: „Uit onderzoek blijkt dat als je in je basisschoolleeftijd een natuurervaring opdoet, je die in opsluit in je hart; zo’n ervaring vergeet je nooit meer.” Daarom is Kelderman met Oerrr altijd op zoek naar „iets geks, iets verrassends.” Dat was vroeger anders. „Wij waren altijd voor educatie, je moest vooral dingen leren. Nu maakt het ons niet uit of je weet hoe een boom heet; belangrijker is wat je van die enorme stam met takken vindt. Wat ervaar jij als je eronder staat?”
Kelderman vraag het wel eens aan ouderen: welke herinnering hebt u aan de natuur toen u kind was? „En dan komen de mooiste verhalen boven.” De les is wat haar betreft helder: zorg dat kinderen zulke ervaringen hebben, dan heb je een zaadje gezaaid dat mogelijk uitgroeit tot een levenslange liefde voor de natuur.
Een enigszins tegenovergestelde beweging maakt het Wereld Natuur Fonds, door zich juist meer dan voorheen te richten op het maken van lesmateriaal voor basisscholen. Janneke Stovers merkt dat leerkrachten toch vooral „actueel willen zijn” met wat ze hun kinderen meegeven. Ze kloppen daarom ook bij het WNF aan voor lesstof over thema’s als klimaatverandering, vervuiling van de oceanen en duurzaam leven. Door in die behoefte te voorzien zorgt het WNF ook voor zichzelf. Stovers: „Via de scholen worden er meer kinderen bereikt en dus ook meer donateurs in spe.”
Daarnaast blijft het WNF kinderen uitnodigen om mee te doen met activiteiten buiten, zoals het plastic „vissen” (opruimen) in de grachten van Leiden, Amsterdam en Utrecht, en strandjutten langs de kust.
Knuffelgehalte
Loopt het WNF, dat met zijn pandabeerlogo van ver is te herkennen, niet het risico aan knuffelgehalte in te boeten, nu klimaat en milieu vaker aan bod komen? Veelzeggend is dat het WNF-tijdschrift sinds kort een andere naam heeft: niet meer ”Panda”, maar ”Be one with Nature”.
Volgens Stovers werkt die combinatie van tastbare knuffelclub en milieuorganisatie juist in het voordeel van het WNF. „Kinderen en dieren, dat heeft bijna iets magisch en daarom presenteren we abstracte thema’s, zoals klimaat en vervuiling, met behulp van concrete beesten. Zo figureert er in ons verhaal over de plasticsoep in de oceanen een zeeschildpad.”
Moeders
Ine Kelderman wijst erop dat niet vaders, maar moeders een doorslaggevende rol blijken te spelen bij het ontwikkelen van interesse in en liefde voor de natuur bij kinderen.
Bij Natuurmonumenten is zelfs een heuse moederstrategie ontwikkeld, die uitgaat van vier typen moeders, vertelt Kelderman. „Zo is er de ”natuurmoeder”, dat zijn de echte liefhebbers. Er zijn ”entertainmentmoeders”, die constant bezorgd zijn of hun kinderen alles minstens één keer hebben meegemaakt (het pretpark, de natuurtocht, een concert). Dan is er de ”drukke moeder”, die zich telkens afvraagt of ze wel alles voor haar kind heeft geregeld. Abonnement voor de bieb? Lidmaatschapsgeld voor de natuurclub? Ten slotte is er nog de ”stadse moeder”, die te midden van druk stadsverkeer en asfalt en beton één enkele vraag voelt knagen: doe ik mijn kinderen tekort?”
De rol van moeders, maar ook die van ouders in het algemeen, bij het vormen van kinderen tot natuurliefhebbers is groot, weten ze bij Natuurmonumenten. Kelderman: „Met Oerrr willen we vooral ook ouders stimuleren om kinderen de ruimte te geven om buiten met plantjes en beestjes bezig te zijn; als achter het woonhuis alles is betegeld, valt er voor kinderen weinig te ontdekken.”
Iemand die ook hamert op die rol van ouders is oud-onderwijzer Joop van Oostenbrugge. De 71-jarige Ouddorper ging negen jaar geleden met pensioen, maar hij mag er nog altijd graag met schoolkinderen op uit trekken om naar vogels te luisteren of in slootjes stekelbaarsjes te vangen. „Begin als ouders vroeg met kinderen mee naar buiten te nemen, wandelingen met hen te maken”, zegt hij. „Ik weet wel, ouders hebben het druk en ze rijden met hun kinderen van de ene verplichting naar de andere, maar wie liefde voor de natuur wil bijbrengen zal daar serieus tijd voor vrij moeten maken.”
Zoals ieder jaar ging Van Oostenbrugge ook deze lente op pad met een schoolklas van de Koningin Beatrixschool in Ouddorp. Dit keer liet hij de kinderen in de waterleidingduinen achter Goeree kennismaken met het hoempen van de roerdomp. Het geluid dat deze reigerachtige vogel vanuit het riet produceert, klinkt diep en draagt ver. „Als de kinderen het voor het eerst horen, is dat voor hen echt een hele belevenis.”
Intensief de natuur laten beleven op jonge leeftijd, dat is wat Van Oostenbrugge doet, en zowel Kelderman van Natuurmonumenten als Stovers (WNF) typeert zulk werk als „zaaien met het oog op de toekomst.” Veel tijd om dat zaaiwerk te doen is er niet, zeggen beiden, want na hun twaalfde ben je kinderen een tijdje kwijt. De puberleeftijd –grofweg van 13 tot en met 16– blijkt een lastige om jongeren te bereiken als het om natuur gaat.
Opvallend is dat het IVN voor deze leeftijdgroep (en ouder) wel tal van activiteiten heeft. Marit de Koning, junior projectleider op het hoofdkantoor in Amsterdam, stemt in met de vaststelling dat pubers een moeilijke doelgroep vormen; toch ziet ze mogelijkheden. Zo vraagt het maatwerk om pubers bij de natuur te betrekken. Geen langdurige verplichtingen, en evenmin vastcontractachtige deelname. Het IVN is bezig om voor jongeren tal van werkprojecten op te zetten waarop ze in het kader van hun maatschappelijke diensttijd kunnen inschrijven.
Als een geslaagd project noemt ze het Jongeren Adviesbureau (JAB), dat jongeren van tussen de 12 en 25 betrekt bij het meedenken over de oplossing van allerlei kwesties rond natuur en duurzaamheid, die door bedrijven of gemeenten naar voren zijn gebracht. Verder zet De Koning graag mobieltjes en sociale media in om jongeren in de natuur geïnteresseerd te krijgen. „Via Instagram worden heel wat mooie natuurfoto’s gedeeld.” Ook Natuurmonumenten en het WNF zijn actief op sociale media om niet volledig uit het zicht van deze leeftijdsgroep te verdwijnen.
Kelderman, Stovers en De Koning wijzen erop dat rond thema’s als klimaat en duurzaamheid veel jongeren wél in beweging komen; de onlangs gehouden klimaatmars was daarvan een voorbeeld.
„Ik ben zeker niet pessimistisch”, zegt Kelderman. Als subtiel voorbeeld noemt ze de reactie van haar puberzoon toen ze onlangs samen langs een sloot fietsten waar een koe doorheen waadde. „„Mam”, zei hij, „zie je die koe. Dat vind ik altijd zó gaaf om te zien.” Toen wist ik weer: het komt wel goed met die puber.”
Begraaf je onderbroek
Je hebt maar een kleine tuin achter je huis, of zelfs dat niet: je woont vijfhoog in een flat. Hoe kun je dan toch je (klein-)kinderen geïnteresseerd krijgen in het dieren- en plantenleven. Enkele tips.
BEGRAAF JE ONDERBROEK. Een natuurproef waarmee Natuurmonumenten kinderen aan het werk zet, aan de hand van deze vraag: Hoe gezond is de grond in het tuintje van je ouders, of van je opa en oma? Ontdek het door een onderbroek van jezelf te begraven en na twee weken weer op te graven. Is-tie nog volledig gaaf? Dan zit er kennelijk weinig leven in de bodem, maar zit-ie vol gaten en zijn er aangevreten rafelranden, dan is de grond vol dierlijk leven.
MELKPAK ALS KWEEKBAK. Heb je geen ruimte voor een tuin, dan kun je altijd nog vanalles zaaien of planten in schalen en bakjes. Een afgedankt melkpak in de lengte aan één kant opensnijden en met aarde vullen is een manier om je eigen bloembakjes te maken.
ZORG VOOR ROMMELHOEKJES. In Nederland moet buiten alles opgeruimd zijn, zo lijkt het. Dat gaat ten koste van kansen om de natuur dichtbij te beleven. Maak daarom rommelhoekjes in je tuin of op je balkon, waar (klein-)kinderen met water, grond, zaadjes en stekjes kunnen experimenteren en allerlei beestjes (wormen, pissebedden, slakjes) kunnen bestuderen.
SCHAF EEN AQUARIUM AAN. Daarin hoeven dan geen dure tropische vissen te zitten; met wat kikkerdril, stekelbaarsjes, of ander slootleven erin ontvouwt zich ook een fascinerend schouwspel-achter-glas.